Thema 1 Planten

Oefentoets Thema 1
Planten

Je hebt jouw laptop en aantekeningenschrift nodig.
1 / 53
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefentoets Thema 1
Planten

Je hebt jouw laptop en aantekeningenschrift nodig.

Slide 1 - Slide

Bladluizen leven van suikerrijk plantensap. Zij zuigen dit sap onder andere uit de nerven van de bladeren van een plant.
Uit welke vaten halen bladluizen vooral hun voedsel?

Slide 2 - Open question

Aan welke kant van het blad zitten de bladluizen als ze sap opzuigen?

Slide 3 - Open question

Brandnetels
    De bloemen van de grote brandnetel zijn grijsgroen van kleur. Sommige planten van de grote brandnetel hebben alleen bloemen met meeldraden. Andere planten hebben alleen bloemen met stampers. Als de meeldraden rijp zijn, springen de helmhokjes open. Zo komt het droge, poederige stuifmeel vrij. De stempels van bloemen die alleen stampers hebben, lijken op kleine kwastjes (penseelvormig). Dat zie je in afbeelding 1.

Slide 4 - Slide

Zal bij de grote brandnetel kruisbestuiving plaatsvinden of zelfbestuiving? En zal de bestuiving door insecten gebeuren of door de wind?
A
Kruisbestuiving door insecten.
B
Kruisbestuiving door de wind.
C
Zelfbestuiving door insecten
D
Zelfbestuiving door de wind.

Slide 5 - Quiz

Bekijk afbeelding 1 nog eens.
Welk type bloem is dit?

A
Eenslachtig mannelijk.
B
Eenslachtig vrouwelijk.
C
Tweeslachtig.

Slide 6 - Quiz

Aquaria
    In afbeelding 2 zie je drie aquaria met organismen. De aquaria staan in het licht. Erik meet een tijd lang de hoeveelheid koolstofdioxide en zuurstof in het water van elk aquarium. In afbeelding 3 staan drie diagrammen. In die diagrammen zie je de resultaten van zijn metingen.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Bij elk aquarium hoort een diagram.
Welk diagram hoort bij welk aquarium?

Slide 9 - Open question

Mais
    In de afbeelding zie je het bovenste deel van een maisplant met bloemen. Enkele delen zijn vergroot weergegeven. Maisplanten hebben mannelijke bloemen en vrouwelijke bloemen. De zaden (maiskorrels) ontwikkelen zich in maiskolven

Slide 10 - Slide

Welk deel is de mannelijke bloeiwijze: deel P of deel Q?
Leg uit hoe je dat ziet.

Slide 11 - Open question

Is de volgende bewering juist of onjuist?
De maiskorrels in een maiskolf hebben allemaal hetzelfde genotype.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Vul de zinnen aan. Kies uit: vruchtbeginsel – zaad - zaadbeginsel.
Een maiskolf zit vol maiskorrels. Elke maiskorrel is een ...(1)..
Elke maiskorrel is ontstaan uit een ...(2)...
Bij mais heeft elke stijl meerdere stempels. Aan de onderkant van elke stijl zit het ...(3)... met een eicel.

Slide 13 - Open question

Een maiskorrel ontkiemt in de grond.

Welke twee stoffen neemt de maiskorrel uit de omgeving op, vóórdat het kiemplantje boven de grond komt?

A
Glucose en koolstofdioxide.
B
Koolstofdioxide en water.
C
Water en zuurstof.
D
Zuurstof en glucose.

Slide 14 - Quiz

Hoe heet het proces waarbij energierijke organische stoffen worden omgezet in anorganische stoffen?
A
Assimilatie.
B
Fotosynthese.
C
Verbranding.

Slide 15 - Quiz

Tuana doet een experiment met gist. Gist is een eencellige schimmel. Gistcellen in een suikeroplossing produceren onder andere koolstofdioxide.

Tuana’s onderzoeksvraag is: Wat is de invloed van de hoeveelheid suiker in de oplossing op de productie van koolstofdioxide door gist?

Ze kijkt dus naar de productie van koolstofdioxide. Ze wil weten of de hoeveelheid suiker in de oplossing daar invloed op heeft.

Slide 16 - Slide

Hoe kan Tuana aantonen dat het gas in de cilinder koolstofdioxide is?

Slide 17 - Open question

In de afbeelding zie je de zaden van de paardenbloem

Slide 18 - Slide

Op welke manier worden de zaden van de paardenbloem verspreid?
A
Door de plant zelf
B
Door dieren
C
Door de wind

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

In de afbeelding op de vorige dia is een dwarsdoorsnede van een deel van een blad getekend. Vier delen zijn genummerd.

Welk deel krijgt stevigheid door de aanwezigheid van cellulose en houtstof in de celwanden?
A
Deel 1.
B
Deel 2.
C
Deel 3.
D
Deel 4.

Slide 21 - Quiz

Welk weefsel vervoert water van de wortels, via de stengels naar de bladeren?
A
Deel 1.
B
Deel 2.
C
Deel 3.
D
Deel 4.

Slide 22 - Quiz

Hennepdraden worden gemaakt van hennepplanten.
Hennepdraden zijn lang, hard en taai.
Welke delen van de hennepplanten gebruikt men om de draden te maken: delen met veel reservestoffen, delen met veel vaatbundels of delen met veel wortelharen? Leg je antwoord uit.

Slide 23 - Open question

Eiwitten en mineralen
Milan zegt dat het verstandig is om maisplanten te bemesten met eiwitten en mineralen.
Heeft hij gelijk?

A
Ja, een plant kan eiwitten en mineralen opnemen
B
Nee, een plant kan alleen mineralen opnemen
C
Nee, een plant kan alleen eiwitten opnemen.
D
Nee, een plant kan geen mineralen en eiwitten opnemen.

Slide 24 - Quiz

Stronk
Een boom wordt net boven de grond omgezaagd. De stronk blijft staan. Lieven gaat regelmatig bij de overgebleven stronk kijken. Hij ziet dat het zaagvlak nog dagenlang vochtig blijft, terwijl het niet regent.
Leg uit hoe dat vocht op de afgezaagde stronk komt.

Slide 25 - Open question

Organisch of anorganisch
Enkele stoffen zijn: eiwitten, glucose, koolhydraten, mineralen, water en zetmeel.
Welke stoffen zijn organisch en welke zijn anorganisch?

Slide 26 - Open question

Zonnedauw

In Nederland groeit een bijzondere, zeldzame plant: de zonnedauw (zie foto 1). Zonnedauw is een vleesetende plant. Hij komt voor in moerasachtige gebieden. In moerasachtige gebieden zitten erg weinig voedingsstoffen in de grond. De zonnedauw moet zijn voedingsstoffen daarom ergens anders vandaan halen. De plant heeft daar een bijzondere oplossing voor: zonnedauw lokt insecten en spinnen. De plant doodt zijn prooi en neemt daaruit voedingsstoffen op.
Zonnedauwplantjes vangen hun prooi met hun bladeren. Op de bladeren zitten draden met grote druppels vloeistof, die heel plakkerig is (zie foto 2). Een insect dat op zo’n blad terechtkomt, plakt vast en kan niet meer ontsnappen. Het blad rolt zich om de prooi heen. Daarna gaat de prooi dood en wordt hij verteerd. Daardoor kan de plant de vrijgekomen voedingsstoffen opnemen.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Cel uit blad van zonnedauw

Slide 30 - Slide

In vleesetende planten treedt wél fotosynthese op.
Welk cijfer geeft een deel aan waarin fotosynthese optreedt?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 31 - Quiz

De zonnedauw heeft voedingsstoffen uit haar prooi nodig voor bijvoorbeeld de vorming van cytoplasma.
Om welk soort voedingsstoffen gaat het hier?

Slide 32 - Open question

Voor welk proces heeft de zonnedauw de voedingsstoffen uit de prooidieren nodig?

Slide 33 - Open question

Je hebt een pan macaroni in de koelkast gezet. Na vier dagen zit er schimmel op de macaroni.
Welke conclusie kun je hieruit trekken over fotosynthese bij schimmels?

Slide 34 - Open question

In macaroni zit zetmeel. Macaroni is gemaakt van tarwe.
Vul de zinnen aan.
Tarwe is een ...(1)... en heeft dus fotosynthese.
In tarwe wordt zetmeel gevormd uit ...(2)...
Zetmeel is een belangrijke ...(3)... voor de tarwe.

Slide 35 - Open question

Een bloeiend Madeliefje

Slide 36 - Slide

Is de volgende bewering juist of onjuist?
In onderdeel P van het madeliefje kan glucose worden omgezet in onder andere koolstofdioxide.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quiz

Bladeren en insecten
    Bij een onderzoek naar de koolstofdioxideproductie bij organismen wordt een proef gedaan met drie afgesloten reageerbuizen (zie afbeelding 11).
    In buis 1 zit lucht met daarin een vers blad. Deze buis staat in het donker.
    In buis 2 zit lucht met daarin een vers blad. Deze buis staat in het licht.
    In buis 3 zit lucht met daarin enkele insecten. Deze buis staat in het licht.

Slide 38 - Slide

Na de proef zijn de bladeren en de insecten niet van uiterlijk veranderd.
In welke van deze buizen neemt in het half uur na het begin van de proef de hoeveelheid koolstofdioxide zeker toe?

A
Alleen in buis 1.
B
Alleen in buis 2.
C
In de buizen 1 en 3.
D
In de buizen 2 en 3.

Slide 39 - Quiz

Onderzoek met bonte bladeren
    In afbeelding 12 is een blad getekend waarvan de buitenste rand lichtgeel is en het binnenste deel groen. Dit blad zit aan een plant die 24 uur in het donker heeft gestaan.
    Op de aangegeven plaats wordt een ondoorzichtige strook op het blad gelegd. De plant wordt daarna 24 uur in het licht gezet. Na deze 24 uur wordt met joodoplossing onderzocht of in het blad zetmeel aanwezig is.

Slide 40 - Slide

Op welke plaats(en) zal het blad blauwzwart kleuren?
A
Alleen op plaats 1
B
Alleen op plaats 2
C
Alleen op plaats 3
D
Op plaats 1 en 2.

Slide 41 - Quiz

Witte dovenetel
    In afbeelding 14 is een deel van een bloem van een witte dovenetel getekend.

Slide 42 - Slide

Hoe heten de genummerde delen?

Slide 43 - Open question

In welke delen van de witte dovenetel worden geslachtscellen geproduceerd?

Slide 44 - Open question

Tuinkerszaden
    Tijdens een biologieles maakt de docente een proefopstelling. Dit doet zij om aan te tonen dat zaden zuurstof nodig hebben om te kunnen kiemen

Slide 45 - Slide

Om de proefopstelling compleet te maken, moet nog een glazen kolf gebruikt worden. In afbeelding 16 staan drie kolven P, Q en R afgebeeld.

Slide 46 - Slide

Welke letter geeft de kolf aan die nodig is om de proefopstelling compleet te maken? Leg je antwoord uit.

Slide 47 - Open question

Oost-Indische kers
    In de afbeelding  zie je de levenscyclus van een Oost-Indische kers.

Slide 48 - Slide

Is de volgende bewering juist of onjuist?
Oost-Indische kers is een tweejarige plant.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 49 - Quiz

                                 Dag Massa
                                     1    1530 g
                                     2    1510 g
                                     3    1490 g
                                      4    1455 g
                                     5    1440 g
                                     6    1420 g


Onderzoek met kamerplant
    Oskar doet een proef met een kamerplant die in een pot voor een raam staat. Hij geeft de plant eerst ruim voldoende water. Vervolgens bindt hij een goed sluitende plastic zak om de pot. Dat zie je in afbeelding 18. Oskar zet de plant op een weegschaal. Hij geeft geen water meer. Elke dag leest hij de massa af en zet de gegevens in een tabel (zie tabel 1).



Slide 50 - Slide

De onderzoeksvraag bij de proef van Oskar was: Verdampt er water uit de stengels en bladeren van een plant?
Welke conclusie kan Oskar trekken op grond van zijn meetgegevens?


Slide 51 - Open question

Na het onderzoek vergeet Oskar de plant. Als hij er toevallig drie weken later langs loopt, hangen de bladeren helemaal slap.
In welke delen van de bladcellen zit te weinig vocht als een plant slap hangt?

A
In de bladgroenkorrels
B
In de celkernen
C
In de huidmondjes.
D
In de vacuolen.

Slide 52 - Quiz

Eindelijk, klaar!

Slide 53 - Slide