Efteling

Efteling,  een wereld vol wonderen
1 / 52
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolmavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Efteling,  een wereld vol wonderen

Slide 1 - Slide

Het begin
19 mei 1935 
Sport- en Wandelpark:  1 voetbalveld, 2 oefenvelden en een speelweide

Een jaar later: ook een speeltuin (draaimolen, glijbaan, kabelbaan en een ponybaan). 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Hoe lang bestaat de Efteling?
A
50 jaar
B
60 jaar
C
70 jaar
D
80 jaar

Slide 4 - Quiz

Hoe is de Efteling begonnen?
A
Als sprookjesbos
B
Als sportpark
C
Als huisjespark
D
Als zwempark

Slide 5 - Quiz

Wanneer ontstond het spookslot?
A
1956
B
1978
C
2000
D
2024

Slide 6 - Quiz

Welke specialiteit heeft de Efteling?
A
roze tompouce
B
gele tompouce
C
groene tompouce
D
blauwe tompouce

Slide 7 - Quiz

Waarvan was Anton Pieck een fan?
A
de kerstman
B
Sinterklaas
C
carneval
D
het paasfeest

Slide 8 - Quiz

Welke auto's reden er ter ere van Hans Christiaan Andersen door het park?
A
twingo
B
eend
C
SUV
D
kever

Slide 9 - Quiz

Welk instrument staat centraal in het spookslot?
A
de gitaar
B
de drum
C
de viool
D
de fluit

Slide 10 - Quiz

Attracties

Slide 11 - Slide

De Python
Opening: 1981

282.720 km: 7 keer de wereld rond

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Verdwenen attractie: de bob
1985: opening

2019: sloop

34 jaar

Nu: Max en Morritz

Slide 14 - Slide

Hoe heet het figuur dat symbool staat voor de Efteling?
A
Jet
B
Pardijn
C
Pardoes
D
Joki

Slide 15 - Quiz

Hoeveel Holle Bollen Gijzen zijn er in de Efteling
A
6
B
10
C
11
D
20

Slide 16 - Quiz

Hoe snel gaat Baron 1898
A
75 km/u
B
90km/u
C
100 km/u
D
110km/u

Slide 17 - Quiz

Welke kleur is de muts van Vogelrok tijdens de winterefteling
A
Blauw
B
Geel
C
Groen
D
Rood

Slide 18 - Quiz

Bij welk gebied in de wereld past de muziek van deze attractie?
A
Australië
B
Europa
C
Midden-Oosten
D
Noord-Amerika

Slide 19 - Quiz

Waar past deze muziek het beste bij?
A
Feest
B
Spanning
C
Sprookjesachtig
D
Snelheid

Slide 20 - Quiz

Bij wat voor attractie past deze muziek?
A
Een rustige attractie
B
Een spannende attractie

Slide 21 - Quiz

Oudste logo
Minder oud logo

Nieuwste logo

Slide 22 - Drag question

Sprookjesbos

Slide 23 - Slide

Opening sprookjesbos
1952 - Tien sprookjes:
Doornroosje
Sneeuwwitje
De Kikkerkoning
De Magische Klok
De Chinese Nachtegaal
Het stoute Prinsesje
 De zes Dienaren
Het Kabouterdorp, 
Vrouw Holle 
Kleine Boodschap

Slide 24 - Slide

Welk sprookje zat niet bij de eerste tien sprookjes van het Sprookjesbos?
A
De magische klok
B
Sneeuwwitje
C
De Chinese nachtegaal
D
De Indische waterlelies

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Sprookjes beginnen altijd met...
A
En lang geleden gebeurde het...
B
er was eens ....
C
in een heel ver verleden...
D
het goede antwoord staat er niet bij.

Slide 29 - Quiz

Wat is bij sprookjes vaak het thema?
A
de moraal
B
een wijze les
C
een prinses
D
het huwelijk

Slide 30 - Quiz

Sprookjes zijn fictie.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

Voor wie zijn sprookjes bedoeld?
A
voor kinderen
B
voor volwassenen
C
voor jong en oud
D
voor wie in sprookjes gelooft

Slide 32 - Quiz

Wat is volgens sprookjesdeskundigen de kracht van sprookjes?
A
Een sprookje eindigt altijd goed
B
In een sprookje kun je door slim te zijn alles overwinnen
C
Een sprookje maakt iedereen blij
D
In een sprookje kun je door sterk te zijn alles overwinnen

Slide 33 - Quiz

Sprookjes waren vroeger veel gruwelijker, omdat...?
A
Kinderen vroeger veel minder bang waren
B
Ze bedoeld waren voor volwassenen
C
Mensen vroeger veel gemener waren
D
Ze wilden waarschuwen voor slecht gedrag

Slide 34 - Quiz

Zij heeft heel lang in sprookjes .......
A
geloofd
B
gelooft

Slide 35 - Quiz

De gebroeders Grimm hebben de sprookjes
A
verzameld
B
zelf verzonnen

Slide 36 - Quiz

Wie zou de wolf graag opeten?
A
Hans en Grietje
B
De 3 biggetjes
C
Het lelijke eendje

Slide 37 - Quiz

Wie werd er opgesloten in het peperkoekenhuisje?
A
Roodkapje
B
Sneeuwwitje
C
Hans en Grietje

Slide 38 - Quiz

De wolf kon één geitje niet vinden. Waar zat dat geitje?
A
In de klok
B
Onder de tafel
C
Onder het bed

Slide 39 - Quiz

Hoe heten de laarzen van de reus van klein duimpje?
A
Zevenkilometerslaarzen
B
Zevenmijlslaarzen
C
Reuzenlaarzen

Slide 40 - Quiz

Wat kreeg Sneeuwwitje van de heks?
A
Een lekkere appel
B
Een vergiftigde appel
C
Een halve appel

Slide 41 - Quiz

In welk sprookje komt geen wolf voor?
A
Roodkapje
B
De gelaarsde kat
C
De 3 biggetjes

Slide 42 - Quiz

Hoe heet het mannetje dat goud kan spinnen?
A
Goudhaantje
B
Goudhaartje
C
Repelsteeltje
D
Windekind

Slide 43 - Quiz

Hoe eindigt een sprookje meestal?
A
En ze waren heel blij ...
B
En ze leefden nog lang en gelukkig...
C
En hier eindigt het ...
D
Toen kwam een olifant met een lange snuit...

Slide 44 - Quiz

Een keizer die dacht dat hij prachtige kleren aan had.
A
De nieuwe kleren van de keizer
B
De gelaarsde kat
C
De keizer en de nachtegaal

Slide 45 - Quiz

Een meisje dat de hele dag moest poetsen.
A
Doornroosje
B
Sneeuwwitje
C
Assepoester

Slide 46 - Quiz

Vaak is de hoofdpersoon een jong iemand of een kind dat eropuit gaat om een probleem op te lossen
A
waar
B
niet waar

Slide 47 - Quiz

Hoe zijn sprookjes ontstaan? (meerdere antwoorden)
A
Het zijn hele oude volksverhalen
B
Verhalen die al heel vroeger opgeschreven werden in boeken
C
Verhalen die werden doorverteld bij het (haard-)vuur
D
Ze komen uit geschiedenisboeken

Slide 48 - Quiz

Welke broers hebben het eerste sprookjesboek geschreven?

Slide 49 - Open question

De hoofdpersoon strijdt vaak tegen enge monsters zoals weerwolven en heksen. In de Middeleeuwen geloofden ze in het bestaan van deze monsters. Hoe komt dat?

Slide 50 - Open question

Sprookjes waren vroeger veel gruwelijker, omdat...?
A
Kinderen vroeger veel minder bang waren
B
Ze bedoeld waren voor volwassenen
C
Mensen vroeger veel gemener waren
D
Ze wilden waarschuwen voor slecht gedrag

Slide 51 - Quiz

Ga naar de website:
https://ririro.com/nl/categorie/gebroeders-grimm/
Kies een sprookje uit van de gebroeders Grimm dat je niet kent, van minimaal 5 minuten
en vertel je medecursisten waarover het gaat. 
OPDRACHT:

Slide 52 - Slide