Fictie

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Fictie

fictie

Verzonnen verhalen. De schrijver fantaseert, heeft het verhaal zelf bedacht.

Geschreven om je te vermaken.

Voorbeelden:

Leesboek, stripverhaal, musical, game, film, poëzie

non-fictie

Teksten over de werkelijkheid. Wat er staat, is echt gebeurd en geeft informatie.

Geschreven om je te informeren of instrueren.

Voorbeelden:

Nieuwsbericht, biografie, journaal, schoolboek, kookboek

Was dit fictie of non-fictie?

1. fictie
2. non fictie

Realistisch / niet-realistisch

Fictie kan realistisch of niet-realistisch zijn

Realistisch;
-Verhaal lijkt heel erg op de werkelijkheid, alles kan in het echt

Niet-realistisch;
-Verhalen met veel dingen die niet echt kunnen gebeuren

The Hunger Games is ...

1. heel realistisch
2. deels realistisch
3. niet-realistisch

Oorlogswinter is ...

1. heel realistisch
2. deels realistisch
3. niet-realistisch

Black Panther is ...

1. heel realistisch
2. deels realistisch
3. niet-realistisch

Beoordelingswoorden

Over fictie kun je je mening geven, dat doe je met beoordelingswoorden.

beoordelingswoorden

Begrippen 

beoordelingswoorden

plaats en tijd van een verhaal

ik-verhaal / hij/zij - verhaal

hoofdpersoon 

bijpersoon

karakterontwikkeling

fictie

non-fictie

personage beschrijven

genre

Open of gesloten einde

De boeken van Carry Slee zijn...

1. fictie
2. non-fictie

Wat is geen voorbeeld van een uiterlijk kenmerk?

1. groene ogen
2. blauwe plekken
3. blonde haren
4. gebroken hart

Een nieuwsbericht in de 7-Days krant is ...

1. fictie
2. non-fictie

Johan Cruijf had bruin haar.
Dit is een ...

1. Karaktereigenschap
2. Uiterlijk kenmerk
3. Onzichtbaar kenmerk

Een beoordelingswoord is ...

1. een feit
2. een argument
3. een mening
4. een idee

Het journaal is ...

1. Heel realistisch
2. Een beetje realistisch
3. Niet-realistisch

Een krantenartikel in de krant De Speld is ...

1. fictie
2. non-fictie

Een voorbeeld van een onzichtbaar kenmerk is ...

1. gelovig zijn
2. blauwe ogen hebben
3. vriendelijk zijn

Einde van de lesson up