Werkwoordspelling

Extra uitleg
Werkwoordspelling
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Extra uitleg
Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

werkwoordspelling
Werkwoordspelling 

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm vinden

De pv past zich aan het onderwerp aan:


Ik neem een Big Mac.

Neem jij een Big Mac?

Hij neemT een Big Mac.

Wij nemEN een Big Mac.

Slide 3 - Slide

Hoe herken je de pv?

De pv verandert van tijd:             

                              

Ik neem een Big Mac.                                 Ik smul ervan.

Ik nam een Big Mac.                                    Ik smulde ervan.


Sterk werkwoord, want                              Zwak werkwoord, want

het verandert van klank.                            het verandert niet van
                                                                          klank.

Slide 4 - Slide

Oefenen

Slide 5 - Slide

Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.

Voltooid betekent dat iets klaar of afgelopen is.

Bijvoorbeeld:
Frits heeft zijn fietsband geplakt

Slide 6 - Slide

Tijmen heeft een lekkere appel _____. (schillen)

Slide 7 - Open question

De gemeente heeft hier veldbloemen _____. (zaaien)

Slide 8 - Open question

Heeft hij jou voor de gek _____? (houden)

Slide 9 - Open question

Fleur is over een stoeptegel _____? (struikelen)

Slide 10 - Open question

In de tent naast ons werd de hele nacht _____. (snurken)

Slide 11 - Open question

Ik heb nog een vraag:

Slide 12 - Open question

Meer oefenen?
Maak de oefentoets
Maak het onderdeel trainen
Maak de extra opdrachten 

Slide 13 - Slide

PERSOONSVORM VINDEN

2. Maak de zin vragend. Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de persoonsvorm


Bijvoorbeeld:

- Ik fiets naar school

- Fiets ik naar school?

Slide 14 - Slide

Verander de zin van tijd:
Ik loop naar de bakker.

Slide 15 - Open question

Wat is de persoonsvorm in:
Ik loop naar de bakker.

Slide 16 - Open question

Wat is de persoonsvorm in:
Ik koop een zak met bruine broodjes.

Slide 17 - Open question