les 2

Persoonlijke verzorging
                      W2
Les 2
1 / 15
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Persoonlijke verzorging
                      W2
Les 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les weet je wat motorische beperkingen zijn
  • Aan het einde van de les weet de functies van het skelet en de spieren
  • Aan het einde van de les weet welke gewrichten er zijn
  • Aan het einde van de les weet welke spieren wij hebben

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • Terugblik vorige les
  • Theorie les Bewegingsapparaat
  • Zelfstandig werken

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welke cellen worden niet meer aangemaakt als ze afgestorven zijn?
A
Botcellen
B
Darmcellen
C
Zenuwcellen
D
Huidcellen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat doet de celkern?
A
De celkern zorgt voor de aanmaak van eiwitten
B
In de celkern zit het DNA opgeslagen
C
De celkern zorgt voor de energievoorziening van de cel.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Theorie les 
Pak je aantekeningen/notities erbij

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Motorische beperkingen zijn stoornissen in of aan de ledematen, waardoor iemand gehinderd wordt in handelen, houding en/of bewegen. Dit heeft/kan gevolgen hebben op de zelfredzaamheid van de cliënt.

Bewegingsapparaat
Alle delen van het lichaam die voor de beweging dienen, zoals de botten, gewrichten, spieren en pezen.


Slide 7 - Slide

Vandaag en volgende week gaan we het hebben over mobiliteitsbeperking ook wel motorische beperking genoemd.
Minder goed kunnen bewegen heeft gevolgen voor de zelfredzaamheid van de cliënt. Nu kunnen de gevolgen voor zelfredzaamheid nogal verschillen. Dit hangt af van de oorzaak, de ernst en de duur van de problemen. Een gekneusde rechterhand in het verband bijvoorbeeld is lastig, maar niet te vergelijken met iemand bij wie steeds meer spieren uitvallen zoals bij de ziekte spierdystrofie.

Maar voordat we bepaalde motorische beperkingen gaan bespreken moeten we eerst weten hoe het bewegingsapparaat van de mens in elkaar zit. 
Het skelet heeft als functies:

- stevigheid en vorm aan het lichaam geven; 

- bescherming van kwetsbare organen, zoals hersenen, hart, longen, oog en oor; 

- aanhechtingsplaats voor spieren, waardoor deze het lichaam kunnen laten bewegen; 

- vorming van bloedcellen en bloedplaatjes in het beenmerg; 

Bot bestaat uit beenweefsel(ook wel botweefsel) en kraakbeenweefsel

Botten kunnen met elkaar verbonden zijn via een:

- gewricht (tussen twee botstukken); 

- kraakbenige verbinding (tussen ribben en borstbeen); 

- naadverbinding (tussen delen van de schedel).

Slide 8 - Slide

De botten bestaan uit twee soorten weefsel die elk hun eigen kenmerken hebben, het beenweefsel (botweefsel) en kraakbeenweefsel. Het beenweefsel is zeer hard, stevig en sterk. Je kunt het niet buigen, samendrukken of uitrekken. Het bestaat uit betrekkelijk weinig cellen, maar bevat veel lijmstoffen en kalkzouten. Het kraakbeenweefsel komt in het lichaam minder voor dan beenweefsel. Het bevat, in vergelijking met beenweefsel, veel meer lijmstoffen maar geen kalkzouten. Daardoor is kraakbeenweefsel wel te buigen, uit te rekken en samen te drukken
Beenweefsel zit overal waar stevigheid belangrijk is. Op sommige plaatsen in het skelet is behalve stevigheid ook wat beweeglijkheid nodig. Op die plaatsen zit kraakbeen, zoals: ribben, tussen de wervels.

Als een mens ouder wordt, droogt het lichaam meer uit. Je krijgt rimpels omdat je huid uitdroogt. Het kraakbeen tussen de wervels verliest vocht. Hierdoor verlies je lichaamslengte: oudere mensen ‘krimpen’. 
Gewrichten: Een gewricht is een beweeglijke verbinding tussen twee of meer botten.

Soorten gewrichten:
- kogelgewricht: dit gewricht (schouder, heup) geeft de grootste bewegingsvrijheid, bewegingen in alle richtingen zijn mogelijk maar niet in alle richtingen even ver;

-scharniergewricht: dit gewricht (elleboog, knie) kan in één richting bewegen: buigen of strekken;

- rolgewricht: het ene botuiteinde draait om het andere heen, zoals in de onderarm het spaakbeen om de ellepijp kan draaien, of bij het gewricht tussen de eerste en de tweede halswervel (‘atlas’ en ‘draaier’);

- zadelgewricht: dit gewricht (basis van de duim) is een ingewikkeld gevormd gewrichtsoppervlak dat meer dan één beweging toelaat.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Weet jij waar wat zit?

Slide 10 - Slide

Roep een nummer op en vraag aan de studenten welk bot het is. Op de volgende slide staan de juiste antwoorden 
Dit moet je kennen:

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Botten en gewrichten hebben spieren nodig om een beweging te maken.

Het spierstelsel heeft de volgende functies:

- Het maakt bewegingen mogelijk. 

- Het handhaaft de tonus (spierspanning). De tonus is de spanning in de spieren die ervoor zorgt dat je kunt blijven staan of zitten zonder het gevoel te hebben dat je een inspanning levert.
- Het produceert warmte. 
- Het beschermt bepaalde kwetsbare delen van het lichaam, zoals de organen in de buikholte.

Soorten spieren:
- Willekeurige ( dwarsgestreepte spieren)
- Onwillekeurige ( gladde spieren)


Slide 12 - Slide

Spieren kun je verdelen in twee groepen: de dwarsgestreepte spieren ook wel de willekeurige spieren genoemd en de gladde spieren ook wel onwillekeurige spieren genoemd.

De spieren die je zelf bewust kunt aanspannen en ontspannen, zijn de dwarsgestreepte spieren. Door aansturing van de hersenen geef je deze spieren een opdracht.
De onwillekeurige gladde spieren werken zonder dat je ze opdracht geeft. Ze werken in delen van het lichaam waarop je geen invloed hebt, zoals de spieren van je darmen of je ademhalingsspieren.

Het hartspierweefsel is een uitzondering want hartspierweefsel is wel een dwarsgestreepte spier, maar is niet door de wil te beïnvloeden.
Antagonisten:
Spieren die een tegengestelde werking hebben rondom een gewricht.

Slide 13 - Slide

Skeletspieren zijn aan de uiteinden aan de beweegbare botten verbonden met pezen. Zonder deze verbinding zouden gewrichten niet kunnen bewegen.
Om bijvoorbeeld je arm in de elleboog te buigen, moet de spier aan de voorkant van de bovenarm zich samentrekken. Om de arm weer te strekken, moet de spier aan de achterkant van de arm zich samentrekken. Deze spieren – voorkant en achterkant – hebben dus een tegengestelde werking. Als de ene spier werkt, is de andere meestal ontspannen. Spieren die een tegengestelde werking hebben rondom een gewricht, heten antagonisten. Soms werken spieren tegelijkertijd, want de meeste bewegingen van het lichaam vragen om samenwerking van meerdere spieren.
Zelfstandig werken
Thiememeulenhoff opdrachten maken:
Boek persoonlijke verzorging thema 5.18
opdrachten: 1A, 2AB, 3, 5AB

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions