Les 7

Les 7
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NT2HBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Les 7

Slide 1 - Slide

Huiswerk 
Maak opdracht 15 en 16A blz. 67 en 68
Huiswerk:

M opdracht 16A en B

Kijk een film met Nederlandse ondertiteling

Welke film hebben jullie gezien?

Slide 2 - Slide

Uitleg: zouden blz. 66

Het werkwoord zouden gebruiken we voor:
A een wens
B een beleefde vraag
C een irrealis (een hypothetische situatie)

Zinsstructuur met het werkwoord zouden.
 
(gewone zin)
Wil je mij helpen?                                  
Kunt u de biologische drinkyoghurt voor mij pakken?
willen jullie wat rustiger zijn?
Mag ik van iemand een pen lenen?
Kunnen we hier zitten?

(Zinstructuur met zouden)
Zou je mij willen helpen?
Zou u de biologische drinkyoghurt voor mij kunnen pakken?
Zouden jullie wat rustiger willen zijn?
Zou ik van iemand een pen mogen lenen?
Zouden we hier kunnen zitten?
zouden 
ik/jij/u/hij/zij/het zou
wij/jullie/zij zouden

Slide 3 - Slide

Kijk naar de verschillende zinnen:



Normale vraag                                              Beleefde vraag             
Mag ik hier zitten?                                            Zou ik hier mogen zitten? 
Kun je me even bellen?                                  Zou je me even kunnen bellen?
Willen jullie vanavond koken?                      Zouden jullie vanavond kunnen koken?
Willen jullie een beetje zachter praten?    Zouden jullie een beetje zachter willen                                                                                            praten?

Structuur:
zou(den) + willen/ mogen/ kunnen + infinitief

Uitleg blz. 66 en 67







Slide 4 - Slide


Normale vraag
1 Mag ik jouw telefoonoplader gebruiken?
2 Wil jij op mijn tas letten?
3 Mag ik jouw fiets vandaag lenen?
4 Kunnen jullie wat zachter doen?
5 Wil je morgen met mij winkelen?

Maak van de bovenstaande zinnen een beleefde vraag.
Gebruik zou. Let op de structuur van de zinnen.


Slide 5 - Slide

Oprdracht 16A blz. 68 en 69
Wat is de juiste zin?
A
Zou ik me voor het sportweekend van 2 t/m 5 augustus kunnen aanmelden?
B
Zou ik me kunnen voor het sportweekend van 2 t/m 5 augustus aanmelden?

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste zin?
A
Zou ik mogen meenemen mijn hond?
B
Zou ik mijn hond mogen meenemen?

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste zin?
A
Om zeven uur zou ik mogen zwemmen?
B
Zou ik om zeven uur mogen zwemmen?

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste zin?
A
Zou ik bij het sportcentrum mogen parkeren?
B
Ik bij het sportcentrum zou mogen parkeren?

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste vraag:
(Zo snel mogelijk antwoord op mijn vragen geven)

Slide 10 - Open question

Opdracht 16B blz. 69

- Reageer op de vragen in de mail
- Vergelijk jullie antwoorden
- Schrijf per groepje 1 mail terug en lever die bij mij in
- Let ook op de aanhef

Slide 11 - Slide

Heb je het al gehoord?
Opdracht:
Luister naar het liedje
Tjonge jonge niet normaal
niet te geloven!
echt waar?
Wat een verhaal!

Vragen: 
1 Wie heeft een gebroken been?
2 A Wie gaan er scheiden? B Wat is een ander woord voor scheiden?
3 Wat was er met de eigenaar van een café?
4 Wat betekent dus hou het even voor je?


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Reflexieve werkwoorden/ reflexive verb


subjectvorm
reflexief pronomen
ik
me
jij/ je
je
u
u/ zich
hij, zij/ ze
zich
wij/ we
ons
jullie
je
zij/ze
zich
zich vergissen

Ik vergis me.
Jij/ je vergist je.
Hij vergist zich.
Zij/ ze vergist zich.
Wij/we vergissen ons.
Jullie vergissen je.
Zij/ze vergissen zich. 



Slide 14 - Slide

Vul het juiste reflexiel pronoom in:
me - je - u/ zich - ons
Ik kan het ...... niet meer herinneren.

Slide 15 - Open question

Je vergist .........

Slide 16 - Open question

Ze voelt ....... al een beetje thuis.

Slide 17 - Open question

Hebben jullie ....... al voorgesteld?

Slide 18 - Open question

Ze hebben......... nog niet voorgesteld.

Slide 19 - Open question

Wij vervelen .........

Slide 20 - Open question

Ik meld ..... aan

Slide 21 - Open question

Vul een prepositie in: opdracht 21 blz. 70
Kies uit: aan/naar/voor/uit
zin 1:

Slide 22 - Open question

zin 2

Slide 23 - Open question

zin 3

Slide 24 - Open question

zin 4

Slide 25 - Open question

zin 5

Slide 26 - Open question

zin 6

Slide 27 - Open question

zin 7

Slide 28 - Open question

zin 8

Slide 29 - Open question

zin 9

Slide 30 - Open question

zin 10

Slide 31 - Open question

Opdracht 22 preposities (hoofdstuk 1 en 2) blz. 70

Mondeling

Slide 32 - Slide

Vragen beantwoorden voor de volgende les. 

1 Wat at je het liefst toen je klein was?

2 Voor welk eten kunnen we je wakker maken?

3 Wat vind je een lekker Hollands gerecht?

4 Wat wil je liever: 100% plantaardig eten of 100% dierlijk eten?

5 Houd je meer van zoet of hartig?

6 Welke combinatie (bijvoorbeeld jam en sambal) die bijna niemand lekker vindt, vind jij lekker?




Slide 33 - Slide

Opdrachten voor de volgende keer:



Lees blz. 76 en 77
Bestudeer de vocabulaire

M opdrachten: 1, 2 en 3

Slide 34 - Slide