This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
- je neemt iemands woorden letterlijk over
- je gebruikt aanhalingstekens
voorbeeld:
Ilse zei: 'Komende zondag ga ik naar Italië.'
- je geeft iemands woorden niet letterlijk weer
- je gebruikt geen aanhalingstekens
Voorbeeld:
Ilse zei dat ze komende zomer naar Italië gaat.