This lesson contains 11 slides, with text slides.
Koppelwerkwoorden zijn een vorm van:
zijn : Hij is een aardige kerel. ng=is een aardige kerel
worden: Soms wordt zij snel boos. ng=wordt boos (snel=bwb)
blijven: Sinterklaas blijft een gezellig feest. ng= blijft een gezellig feest
blijken: Zij blijkt aardig. (vaak in combinatie met zijn)
lijken: Hij lijkt vriendelijk.(vaak in combinatie met zijn)
schijnen: (vaak in combinatie met zijn)
ezelsbruggetje: ZWOBBELS
heten: Ik heet/ben Carin. (betekenis van zijn)