Je kunt beschrijven welke levende en niet-levende invloeden een organisme heeft.
je kunt met voorbeelden uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun omgeving.
je kunt met voorbeelden uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan een koude of hete omgeving.
je kunt uitleggen hoe een gebit van dieren is aangepast aan hun voedsel.
Je kunt uitleggen waardoor dieren een schutkleur hebben.