Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan een koude of hete omgeving.
Je kunt uitleggen hoe de snavels van vogels zijn aangepast aan hun voedsel en hoe de poten van vogels zijn aangepast aan hun leefwijze.
Je kunt uitleggen hoe het gebit van dieren is aangepast aan hun voedsel.
Je kunt de organen en enkele weefsels van planten benoemen en hun functies beschrijven.
Je kunt beschrijven welke stoffen een plant opneemt en hoe de plant die stoffen opneemt.
Je kunt beschrijven hoe planten stoffen vervoeren.
Aan het einde van de les kan de leerling op correcte wijze een preparaat maken.