Training vaardigheden geschiedenis NA Romeinen

Antwoorden formuleren

1 / 12
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Antwoorden formuleren

Slide 1 - Slide

Het doel van vandaag
- Herhaling: het begrijpen van de vraag. 
- Het herkennen van onvolledige en volledige antwoorden: wat maakt een antwoord nou volledig? 
- Het kennen van handige manieren (tactieken) om vragen te beantwoorden. 
- Het oefenen met toetsvragen

Slide 2 - Slide

Waarom denk jij dat je (soms) niet alle punten krijgt bij een toetsvraag?

Slide 3 - Open question

Voorbeelden

Slide 4 - Slide

Voorbeelden

Slide 5 - Slide

Voorbeelden
Vraag: 
In het Engelse plaatsje ‘Bath’ is een typisch Romeins badhuis te bezoeken.
A Benoem twee functies van een Romeins badhuis. (1p)
B Verklaar waardoor er zo’n badhuis in Engeland te vinden is. (2p)

Slide 6 - Slide

Na de val van het Romeinse Rijk gaan de mensen in West-Europa weer op boerderijen wonen en verdwijnen de grote steden. Leg uit dat dit komt door een politieke verandering.

Slide 7 - Open question

Leg uit hoe het hofstelsel werkt en welke functie dit had in de middeleeuwen.

Slide 8 - Open question

Dit vind ik nog steeds erg lastig:

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Slide

Hoe formuleer ik een volledig antwoord?
1. Analyseer de vraag, highlight de opdrachten: wat moet ik gaan doen bij deze vraag? Moet ik voorbeelden geven, zo ja, hoeveel? Moet ik een verband uitleggen? Zo ja, tussen wat?  Een verschil? Wat zijn de stappen?
2. Leg de begrippen die in de vraag worden gebruikt uit. Je kunt een vraag waarin 'romanisering' wordt genoemd niet beantwoorden zonder uit te leggen wat romanisering is!
3.Herhaal de vraag. Voorbeeld: Leg uit waarom de landheer boos was op de boer. = 'De landheer was boos op de boer OMDAT...'
4. Gebruik een signaalwoord dat aangeeft dat je iets gaat uitleggen. Gebruik 'omdat' (zoals hierboven bij 1), 'doordat', 'vanwege' etc... Zo dwing je jezelf om de vraag te gaan verklaren.
4. Beantwoord de vraag met wat je hebt geleerd. Voer de opdracht van de vraag uit. Wees volledig (zie volgende dia over hoe je volledig antwoord geeft!)

Slide 11 - Slide

Volgende week: toetsantwoorden hoofdstuk 3 verbeteren

Slide 12 - Slide