30 mei of 1 juni Werkwoordspelling

Werkwoordspelling


In deze les worden alle mogelijke werkwoordvormen en hun spellingwijze nog een keer samengevat.

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling


In deze les worden alle mogelijke werkwoordvormen en hun spellingwijze nog een keer samengevat.

Slide 1 - Slide

programma
herhaling en oefenen werkwoordspelling
Heb je de herhaling niet nodig? Volg dan de gele route.

Slide 2 - Slide

Vormen

Persoonsvorm tegenwoordige tijd                                                PVTT

Persoonsvorm verleden tijd                                                              PVVT

Gebiedende wijs                                                                                     GW

Voltooid deelwoord                                                                               VD

Tegenwoordig of onvoltooid deelwoord                                  TD of OD

Infinitief (hele werkwoord)                                                                 INF

Bijvoeglijk naamwoord                                                                        BN


Slide 3 - Slide

De ham-vraag

Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:

heb ik te maken met een persoonsvorm???

Slide 4 - Slide

Waarom?
Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar:

Hier is vorige week een ongeluk gebeur...  Er is een grote kans,  dat er nog een ongeluk gebeur..

Slide 5 - Slide

Daarom!

Hier is vorige week een ongeluk gebeurd. 
Er is een grote kans, dat er nog een ongeluk gebeurt.

Slide 6 - Slide

PV?
  1. Maak de zin vragend;
  2. Zet de zin in een andere tijd;
  3. Verander het onderwerp van getal.

Slide 7 - Slide

Hoe herken je de pv?
De pv past zich aan het onderwerp aan:

Ik neem een Big Mac.

Neem jij een Big Mac?

Hij neemT een Big Mac.

Wij nemEN een Big Mac.

Slide 8 - Slide

Hoe herken je de pv?
De pv verandert van tijd:

                                           

Ik neem een Big Mac.                                 Ik smul ervan.

Ik nam een Big Mac.                                    Ik smulde ervan.


Sterk werkwoord, want                              Zwak werkwoord, want

het verandert van klank.                            het verandert niet van
                                                                              klank.

Slide 9 - Slide

Hoe spel je de pv?

In de volgende twee overzichtjes zie je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm van een zwak werkwoord
 
in de verleden tijd moet spellen.

Slide 10 - Slide


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide



  • 't ex-fokschaap
  • sexy fokschaap
  • 't ex-kofschip
  • etc

Slide 13 - Slide

de(n) of te(n) bij de PV?

Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't ex-kofschip.

  1.  hele werkwoord -en  = stam branden / surfen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: brand / surf
  3. nee: de(n): de(n)
  4. ja: te(n): te(n)
  5. ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)

Slide 14 - Slide

de(n) of te(n)?

Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen

  1.  hele werkwoord -en  = stam verhuizen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
  3. dus de(n)
  4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 15 - Slide

Sterke werkwoorden

Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed 
(en je gebruikt de 'gewone' spelregels als de langermaakregel!).


Een lijst van de meest voorkomende sterke werkwoorden kun je via deze link vinden:

http://www.beterspellen.nl/website/index.php?pag=113

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

oefenen 

Nu ga je zelf oefenen. Open eerst de link op de volgende dia.

Je moet hier de gegeven werkwoorden in de juiste vorm opschrijven.

Gebruik eerst de knop 'hint' als je er niet uitkomt.

Ga naar 'nakijken' onderaan de opdracht om het werk te controleren. 

Klaar? Ga dan door naar de volgende dia's


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Andere vormen: let alleen op de spelling, de naam van de vorm is niet belangrijk.

Ik heb een Big Mac genomen                              VD

Kwijlend nam ik een hap                                   TD/OD

Ik heb zin om een Big Mac te nemen                INF

Geef me eens een Big Mac!                                   GW

Ik eet mijn zojuist gekochte Big Mac                BN


Slide 20 - Slide

Voltooid deelwoord (VD)

Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.

Eindigt op:   -EN, -D, -T


Twijfel je tussen -d of -t,  gebruik dan weer  't ex-kofschip

Ik heb een Big Mac genomen, want die was afgeprijsd.          

Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.           

Slide 21 - Slide

Tegenwoordig deelwoord

geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.

Geeft aan hoe iets gebeurt.

Hele werkwoord + een D


Kwijlend nam ik een hap. 
Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.

Slide 22 - Slide

Infinitief

is het hele werkwoord.

Verandert niet bij veranderen van tijd  (het is tenslotte geen pv!)

Vóór een infinitief kan je meestal IK KAN zetten.


Ik heb zin om een Big Mac te nemen.        (IK KAN nemen).

Slide 23 - Slide

Gebiedende wijs

wordt gebruikt als het om een  gebod of bevel gaat.

Staat op de eerste plaats in de zin.

Heeft geen onderwerp bij zich.


Geef me een Big Mac!

Braad ze bruin, die frietjes!

Slide 24 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

staat vóór een zelfstandig naamwoord.

Is een VD of OD geweest.

Schrijf je zo kort mogelijk, dus zoals het VD of OD, met soms een extra -E erachter.


Ik eet mijn zojuist gekochtE Big Mac.

                                   BN van VD

Slide 25 - Slide

Trucjes

Als je er niet met de voorgaande regels uitkomt, dan kun je de verlengproef gebruiken voor het VD en OD.


De weerman heeft mooi weer voorspeld => voorspelde

De weerman keek zoekend rond => zoekende




Slide 26 - Slide

Trucjes

De infinitief, de gebiedende wijs en het bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk.


De weerman zal mooi weer voorspellen

Voorspel goed weer, weerman!

Het voorspelde goede weer bleef uit.        

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

klaar?
Lezen in je leesboek

Slide 29 - Slide