week 45

¡Hola!
¿Qué vamos a hacer?
  • noticias 
  • persoonlijke vnw
  • verbos llamarse, ser y tener
  • Países y nacionalidades
  • practicar
Semana 45
1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

¡Hola!
¿Qué vamos a hacer?
  • noticias 
  • persoonlijke vnw
  • verbos llamarse, ser y tener
  • Países y nacionalidades
  • practicar
Semana 45

Slide 1 - Slide

Los deberes

Slide 2 - Slide

Leerdoel: persoonlijke voornaamwoorden
yo
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
ik
jij
hij, zij, u
wij
jullie
zij, u
De persoonlijke voornaamwoorden
ZORG ERVOOR DAT JE DE PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN IN HET SPAANS KENT!!!!!

Slide 3 - Slide

Persoonlijke vnw.
Soms staat het persoonlijk vnw. er niet
zoals je gewend bent maar staat er... 
Leerdoel: persoonlijke voornaamwoorden
Een naam = él, ella
Een naam + yo = nosotros
Een naam + tú = vosotros
Een naam + een naam = ellos
Módulo pág. 39

Slide 4 - Slide

Koppel de juiste personen aan de juiste persoonlijke voornaamwoorden. 
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
Los alumnos
el alumno
Yo y Maite
El estuche
tú y Merche
Rosa
María y yo
Pablo y Maite
Isabel y tú
Juan
señor González

Slide 5 - Drag question

Ser, tener & llamarse 
llamarse
Heten. Dit werkwoord is wederkerend. Daarom komt er voor het werkwoord: me,te,se,nos, os of se.
ser
Zijn. 
Ser de= komen uit Bv. Soy de España. 
tener
Hebben.
Je gebruikt het ook om je leeftijd aan te geven. Bijv. Tengo doce años.
Leerdoel: het werkwoord SER
tener en llamarse
LA p. 23

Slide 6 - Slide

ser, yo

Slide 7 - Open question

ser, tú

Slide 8 - Open question

tener, tú

Slide 9 - Open question

María ______ (tener) 8 años.

Slide 10 - Open question

Juan y tú ______ (ser) amigos.

Slide 11 - Open question

Mi madre ______ (llamarse) Maribel.

Slide 12 - Open question

Nosotros ______ (tener) una familia grande.

Slide 13 - Open question

Wat is de vrouwelijke vorm?
inglés

Slide 14 - Open question

Wat is de vrouwelijke vorm?
suizo

Slide 15 - Open question

Wat is de vrouwelijke vorm?
neerlandés

Slide 16 - Open question

Als een zelfstandig naamwoord eindigt op een medeklinker en je meervoud wilt maken ...
A
... plak je er -es achter
B
... plak je er direct een -s achter

Slide 17 - Quiz

Vertaal en zet in het meervoud:
de tafel de tafels

Slide 18 - Open question

Vertaal en zet in het meervoud:
de etui de etuis

Slide 19 - Open question

Vertaal en zet in het meervoud:
het bord de borden

Slide 20 - Open question

Las fechas 
El ___(dag vd week)___, el ___(dag vd maand)___  de ___(maand)___

El lunes, el veintinueve de octubre.

El sábado el cuatro de mayo

Slide 21 - Slide

Schrijf in het Spaans:
donderdag, 14 januari

Slide 22 - Open question

A leer


Soy Adriana, tengo trece años, y vivo en España. Soy estudiante. Hablo español, inglés e italiano. Voy a contarte un poco de mí en esta presentación.
Esta es mi familia. Mi madre se llama Berta, y tiene veintinueve años. Ella es de Tilburg, pero vive en Helmond.  Mi padre se llama Nacho y tiene treinta y uno años. Es de Eindhoven, pero vive en Helmond. Mi hermana se llama Gabriela. Tiene quince años. También es estudiante. Mi hermano se llama Carlos, como mi padre. Tiene cuatro años y es muy amable.

1. Waar woont Adriana?
2. Hoe oud is Berta? 
3. Waar komt Berta vandaan? 
4. Waar woont Nacho? 
5. Hoe oud is Nacho?  
6. Wie is / zijn er studenten?

Slide 23 - Slide

A escribir
Schrijf nu zelf een briefje in het Spaans 
➢ Begin met een begroeting. 
➢ Stel jezelf voor. 
➢ Zeg waar je vandaan komt.
➢ Vertel waar je woont.
➢ Vertel hoe oud je bent. 
➢ Zeg ook wanneer je verjaardag is. 
➢ Stel 3 vragen over de ander
➢ Neem afscheid.       

Slide 24 - Slide