4.7 grammatica samengestelde zinnen (onderschikking/nevenschikking)

Grammatica zinsdelen hoofdstuk 4

- Je leert wat samengestelde zinnen zijn.
- Je leert wat nevenschikking is.
- Je leert wat onderschikking is.
- Je leert de onderschikking en de nevenschikking herkennen.

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen hoofdstuk 4

- Je leert wat samengestelde zinnen zijn.
- Je leert wat nevenschikking is.
- Je leert wat onderschikking is.
- Je leert de onderschikking en de nevenschikking herkennen.

Slide 1 - Slide

Enkelvoudige zinnen
Zijn zinnen die bestaan uit 1 persoonsvorm.

Wij gaan vandaag naar de voetbaltraining.
Zullen we vroeg gaan slapen?

Slide 2 - Slide

Hoe kun je de pv('s) in een zin herkennen?

Slide 3 - Open question

Samengestelde zinnen
Bestaan uit 2 (of meer zinnen) die aan elkaar geplakt zijn en hebben dus 2 (of meer) PV's. 
2 mogelijkheden:
- hoofdzin + hoofdzin
- hoofdzin + bijzin / bijzin + hoofdzin

Slide 4 - Slide

Wilma ging naar huis omdat ze moe was.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 5 - Quiz

De winkel op de hoek van de Hoogstraat is gisteren geopend.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 6 - Quiz

Hoofdzin
- In een hoofdzin staan PV en onderwerp naast elkaar
- Tussen de persoonsvorm en het onderwerp kun je geen andere zinsdelen plaatsen. 

(Isa) (heeft) een nieuwe telefoon gekocht.

Slide 7 - Slide

Bijzin
- In een bijzin staan PV en onderwerp vaak niet naast elkaar.
- Tussen de persoonsvorm en het onderwerp kun je wel andere zinsdelen plaatsen (bijvoorbeeld het woord 'niet')

Toen (Isa) haar nieuwe telefoon (had) aangezet,// (werkte) (die) niet.
                              bijzin                                                                      hoofdzin

Slide 8 - Slide

Nevenschikking
- Hoofdzin + hoofdzin
- Je koppelt de zinnen aan elkaar met de nevenschikkende voegwoorden: en, maar, want, of, dus
- Beide zinnen zijn even belangrijk en kunnen op zichzelf staan.

Isa bracht de telefoon terug,// maar ze kreeg geen nieuwe. 

Slide 9 - Slide

Onderschikking
- Hoofdzin + bijzin / bijzin + hoofdzin
- Je koppelt de zinnen aan elkaar met de onderschikkende voegwoorden: omdat, toen, sinds, hoewel, voordat, of, terwijl, als, zodat, ...
- Een bijzin kan niet op zichzelf staan. 

Isa ontving de nieuwe telefoon // voordat ze de oude had opgestuurd.  

Slide 10 - Slide

Sabine had een gezicht getrokken alsof ze iets vies proefde.
A
Nevenschikking: hoofdzin-hoofdzin
B
Onderschikking: hoofdzin-bijzin
C
Onderschikking: bijzin-hoofdzin

Slide 11 - Quiz

We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.
A
nevenschikking: hoofdzin-hoofdzin
B
Onderschikking: hoofdzin-bijzin
C
Onderschikking: bijzin-hoofdzin

Slide 12 - Quiz

Als we in Parijs zijn, wil ik graag wat kledingwinkels bezoeken.
A
Nevenschikking: hoofdzin - hoofdzin
B
Onderschikking: hoofdzin-bijzin
C
Onderschkking: bijzin-hoofdzin

Slide 13 - Quiz

Hoe goed lukt het verschil aangeven tussen een enkelvoudige zin, een nevenschikking of een onderschikking?
0100

Slide 14 - Poll

OF
Nevenschikkend: 
  • twee opties tegenover elkaar (keuze)

Onderschikkend: 
  • voorwaarde 
  • alsof

Slide 15 - Slide

Ik wil weten of ik vandaag moet nablijven.
A
OF = onderschikkend voegwoord
B
OF = nevenschikkend voegwoord

Slide 16 - Quiz

Ik moet mijn huiswerk maken of ik mag dit weekend niet weg.
A
OF = onderschikkend voegwoord
B
OF = nevenschikkend voegwoord

Slide 17 - Quiz

Opdrachten maken
3, 4, 5, 6, 7, (8), 9, 10, 11 en 14 (blz. 128 e.v.)


Slide 18 - Slide

Herhaling: wat is een nevenschikking?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 19 - Quiz


Herhaling: Waaraan kun je de bijzin herkennen?

Slide 20 - Open question

Opdracht  7 (samen)
(1) Je handen zijn warm.
enkelvoudig/nevenschikkend/onderschikkend
(2) Ik ken je al lang maar we zijn hier nooit eerder geweest.
enkelvoudig/nevenschikkend/onderschikkend
(3) Ik had geen idee dat jouw hart in hetzelfde ritme klopt.
enkelvoudig/nevenschikkend/onderschikkend
(4) Oh, ik wil niet dat je wordt ontdekt.
enkelvoudig/nevenschikkend/onderschikkend

Slide 21 - Slide

Opdracht  7 oplossing
(1) Je handen zijn warm.
enkelvoudig/nevenschikkend/onderschikkend
(2) Ik / ken je al lang // maar we / zijn hier nooit eerder geweest.
enkelvoudig/nevenschikkend/onderschikkend
(3) Ik had geen idee // dat jouw hart in hetzelfde ritme klopt.
enkelvoudig/nevenschikkend/onderschikkend
(4) Oh, ik wil niet // dat je {NIET} wordt ontdekt.
enkelvoudig/nevenschikkend/onderschikkend

Slide 22 - Slide

Herhaling: Welke zin heeft een onderschikking?
A
Ik loop vandaag over de markt naar mijn oma.
B
Kook jij vaak of bestel je veel?
C
Ik heb straf, omdat ik te laat kwam.

Slide 23 - Quiz

Wat is de bijzin?

Doordat het zo hard sneeuwde, waren veel reizigers op het NS-station gestrand.
A
veel reizigers
B
op het NS-station gestrand
C
veel reizigers waren
D
Doordat het zo hard sneeuwde

Slide 24 - Quiz

Hoe goed lukt het ontleden van de onderschikking?
Het is een makkie.
Ik snap het wel, maar ik moet nog oefenen.
Ik zou graag extra uitleg willen.

Slide 25 - Poll