8.2 Nederland en de EU

8.2 Nederland en de EU
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

8.2 Nederland en de EU

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 8 Over de grens
1. Herhaling 8.1 (QUIZ)
2. Start H 8.2
3. Werken aan je opdracht

Slide 2 - Slide

Import of export?
Ik ben op vakantie in Frankrijk.
A
import
B
export
C
niks, je bent op vakantie
D
inflatie, je doet aan inflatie

Slide 3 - Quiz

Nederlanders houden graag vakantie in het buitenland. Als ze met een buitenlandse vliegmaatschappij reizen dan is er sprake van:
A
export van goederen.
B
export van diensten.
C
import van goederen.
D
import van diensten.

Slide 4 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
C
hoge werkeloosheid, niemand doet meer iets
D
handelsblokkades

Slide 5 - Quiz

Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.

Slide 6 - Quiz

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.

Slide 7 - Quiz

Wat is geen vorm van internationale handel?
A
Nederland verkoopt aan China
B
Duitsland koopt van Nederland
C
Brussel koopt van Londen
D
Amsterdam verkoopt aan Eindhoven

Slide 8 - Quiz

Als twee of meer landen met elkaar handelen noem je dat:
A
importeren
B
exporteren
C
internationale handel
D
buitenlandse zaken

Slide 9 - Quiz

Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen

Slide 10 - Quiz

Als je in Duitsland naar de kapper gaat is dat:
A
Importeren
B
Exporteren

Slide 11 - Quiz

Veel handelen met het buitenland heet:
A
open economie
B
gesloten economie
C
internationale economie
D
nationale economie

Slide 12 - Quiz

De handelsbalans geeft de waarde weer van de:
A
geïmporteerde en geëxporteerde goederen
B
geïmporteerde en geëxporteerde diensten

Slide 13 - Quiz

Als de waarde van de geïmporteerde goederen groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen heb je:
A
een overschot op de handelsbalans
B
een tekort op de handelsbalans
C
een evenwicht op de handelsbalans

Slide 14 - Quiz

Leerdoelen paragraaf 8.2
Je leert en oefent in deze paragraaf:
  • Wat voor afspraken er in de Europese Unie gemaakt zijn.
  • Het verband tussen EU, EMU en ECB
  • Het verband tussen vrijhandel en een interne markt.
  • Onderbouwen waarom het van belang is dat een land dat de euro als betaalmiddel wil invoeren een gezonde economie heeft.

Slide 15 - Slide

Europese Unie

Slide 16 - Slide

27 Landen van de Europese Unie

Slide 17 - Slide

Europese unie                                                       27 landen

Slide 18 - Slide

Kenmerken van de Europese Unie
  • gemeenschappelijke regels in de verschillende landen
  • vrijhandel (de EU heeft een interne markt)

Er is vrij verkeer van:
  • goederen en diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 19 - Slide

  • tarieven btw en vennootschapsbelasting
  • milieuregels
Veel samenwerking, maar ook verschillen...
Gelijkwaardige concurrentie belangrijk, dus regels gelijk maken -> harmonisatie

Slide 20 - Slide

Europese monetaire unie (EMU)
Alle landen die de Euro hebben -> Eurozone

Let op!
Niet alle EU landen horen bij de EMU!
Bijvoorbeeld Zweden hoort wel bij de EU, maar niet bij de EMU.

Slide 21 - Slide

Europese Monetaire Unie (EMU)

Alle landen die de euro gebruiken. Eurozone.
        Europese Centrale Bank (ECB)

- Bewaakt de waarde van de euro.
- Brengt bankbiljetten in omloop.
- Stelt de hoogte van de rente vast die banken moeten betalen als ze geld lenen van de ECB.

Slide 22 - Slide

Opdrachten maken

Opdrachten maken uit paragraaf 8.2

Slide 23 - Slide