Maandag 20 november werkwoorden en lidwoorden

maandag 20 november
Welkom iedereen
Pak vast een blaadje of een schrift. 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

maandag 20 november
Welkom iedereen
Pak vast een blaadje of een schrift. 

Slide 1 - Slide

Periode 2 
Grammatica hoofdstuk 5 paragraaf 1, 2 en 3.
Verwerkingsopdracht > C-leesboek invullen in Teams

Slide 2 - Slide

Waarom moet je woordsoorten kennen?
Wat zijn woordsoorten?

Het kennen van woordsoorten helpt je om de betekenis van de zin te begrijpen.


Woordsoorten helpen bij het maken van goede zinnen.


Slide 3 - Slide

Woordsoorten en zinsdelen
Bespreek met je buurman/buurvrouw wat je al weet over onderstaande woordsoorten:
Werkwoorden, persoonsvorm/zinsdelen
Lidwoorden en voorzetsels
Bijvoeglijke en zelfstandig naamwoorden
Onderwerp

timer
2:00

Slide 4 - Slide

Maak aantekeningen

Slide 5 - Slide

Woordsoort werkwoord
In een zin staan altijd één of meer werkwoorden.
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt. 
Zo herken je een werkwoord:
Een werkwoord kun je vervoegen. Je maakt er dan verschillende werkwoordsvormen van. Bijvoorbeeld:
hele werkwoord = krijgen: ik krijg, hij krijgt, wij krijgen, hij kreeg, wij kregen en zij hebben gekregen
hele werkwoord = opbellen: bel op, belt op, bellen op, belde op, belden op, opgebeld
Het geeft een tijd aan: tegenwoordige tijd of verleden tijd
Enkelvoud en meervoud.





Slide 6 - Slide

Hoeveel werkwoorden staan in deze zin?  
De artiesten hebben een luid applaus gekregen.

Slide 7 - Slide

Scheidbare werkwoorden
Werkwoorden die je uit elkaar kan halen:
opbellen - bel op 
inschrijven - schrijf in
inplannen - plan in 
afzeggen - zeg af

Slide 8 - Slide

Werkwoord vinden vervoegen
Wat is het hele werkwoord? Tegenwoordige tijd meestal met EN
Ik vind
hij vindt
u vindt
wij vinden 
zij vonden 
zij hebben gevonden


Slide 9 - Slide

Vervoeg nu zelf het ww fietsen 
Doe het in deze volgorde: 
ik, hij, u, wij, zij mv vt en zij hebben vt

Slide 10 - Slide

Lidwoorden
Wat zijn lidwoorden?
Wat is een bepaald lidwoord en een onbepaald lidwoord?

Slide 11 - Slide

Aan de slag
Werkblad maken. Schrijf de antwoorden in je schrift. 
Opdracht 1, 2 en 3. 
Klaar? zie Magister voor klaaropdracht 

Slide 12 - Slide

Huiswerk
Werkblad is voor woensdag af

Slide 13 - Slide