Spelling, woordsoorten en hoofdstuk 2 digitaal lezen en jeugdliteratuur m2b
Op tafel:
- laptop
- map
- pen
Begin met NUMO in STILTE
Welkom mavo 2!
timer
2:30
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
Op tafel:
- laptop
- map
- pen
Begin met NUMO in STILTE
Welkom mavo 2!
timer
2:30
Slide 1 - Slide
Regels les
- Als ik spreek, is het stil
- Steek je hand op als je iets wil vragen
- We luisteren naar elkaar
- We respecteren elkaars leerproces
! Actieve Werkhouding!
Slide 2 - Slide
Vandaag
- Numo
- Spelling
- Opdrachten digitaal
- Woordsoorten
- Jeugdliteratuur
!Leesboek!
Slide 3 - Slide
Aan het einde van de les
- Heb je geoefend met je spelling
- Heb je gewerkt met Numo
- Weet je wat woordsoorten zijn
- Heb je oefeningen gemaakt over digitaal lezen
- Heb je een leesboek gereserveerd
- Heb je inzicht in de geschiedenis van jeugdliteratuur
Slide 4 - Slide
Stof periode 2
- Numo 5.5 uur
- Leesboek (zelf kiezen)
- Kern: hoofdstuk 2 helden en schurken/digitaal lezen/informatie zoeken/personages
Grammatica/Spelling: woordsoorten, voorzetsel en bijwoord, pers en bezit. vnmw, aanwijzend en betr. vnmw - Woordenschat
Slide 5 - Slide
Wat is de juiste spelling? Het vuur is snel ...
A
bluste
B
blus
C
geblust
D
geblusd
Slide 6 - Quiz
Wat is de juiste spelling? De brandweer ... het vuur gisteren snel.
A
dooft
B
doofde
C
gedoofd
D
doofte
Slide 7 - Quiz
Hij ... voor een bluetooth headset.
A
shoppen
B
geshopt
C
shopte
D
shoppte
Slide 8 - Quiz
Goed of fout?
Telefoon'tje
A
Goed
B
Fout
Slide 9 - Quiz
Goed of fout?
hobby'tje
A
Goed
B
Fout
Slide 10 - Quiz
Goed of fout?
Jan's voetbalteam
A
Goed
B
Fout
Slide 11 - Quiz
We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.
Slide 12 - Quiz
Hoe laat begint de les vandaag!
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.
Slide 13 - Quiz
Wil je kaas, jam of hagelslag op je boterham?
A
Hoofdletters en leestekens kloppen.
B
Hoofdletters en leestekens kloppen niet.
Slide 14 - Quiz
In Maart ben ik jarig!
A
De hoofdletters en leestekens zijn goed gebruikt.
B
De hoofdletters en leestekens zijn fout gebruikt.
Slide 15 - Quiz
Op Maandag hebben we een toets.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
Wat is het verschil tussen analoog lezen en digitaal lezen?
Slide 18 - Open question
Lezen
We lezen samen de uitleg op blz 33
Heb je nog vragen?
Slide 19 - Slide
Maak blz 32 opdracht 3 tot en met 10
We maken er een paar samen
Daarna ga je in STILTE werken
Steek je hand op als je een vraag hebt
We kijken het samen na
timer
10:00
Slide 20 - Slide
Afsluiting
Lesdoel : Ik weet wat leesdoelen, leesmanieren en de kenmerken van digitaal lezen zijn.
Ik kan bepalen wanneer ik een hyperlink wel of niet moet volgen.
Ik kan informatie vinden in digitale teksten door verschillende leesmanieren toe te passen.
Slide 21 - Slide
Woordsoorten
Slide 22 - Slide
Het woord 'een' noemen we een....?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoord
Slide 23 - Quiz
Wat voor woordsoort is zwemmen?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 24 - Quiz
Wat voor woordsoort is fiets?
A
Lidwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Werkwoord
D
Zelfstandig naamwoord
Slide 25 - Quiz
Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 26 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Voorzetsel
D
Bijwoord
Slide 27 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Voorzetsel
Slide 28 - Quiz
Literatuur
- Wat is literatuur?
- Wat is jeugdliteratuur?
Slide 29 - Slide
Bespreek de oefening met je buurman/-vrouw
timer
4:00
Slide 30 - Slide
Bespreek de oefening met je buurman/-vrouw
timer
4:00
Slide 31 - Slide
Jeugdliteratuur- woordenschat
Eind 18e eeuw (1701-1800) ontstonden de eerste jeugdboeken. Daarin stonden vooral modelkinderen. De personages moesten de mores voor de kinderen in die tijd aangeven. In elk verhaal zat een moraal.
Zo'n keurige personage noemt met een brave Hendrik.
Later werden personages brutaler en eigenwijzer. Nu kijken schrijvers vooral naar de diversiteit.
Mores = de normen (en waarden)
Modelkinderen = kinderen die een voorbeeld zijn voor anderen
Moraal = boodschap of les (van een verhaal)
Brave Hendrik = Kinderen/mensen die heel braaf zijn.
Diversiteit = iedereen moet zichzelf kunnen zijn en je moet mensen die anders zijn respecteren.
Slide 32 - Slide
timer
5:00
Slide 33 - Slide
a. De moraal is de boodschap of de les van een verhaal.
b. Kinderen moesten vooral heel braaf zijn.
c. De moraal van het fragment is dat je goed moet luisteren en opletten op school / dat je je klasgenoten niet moet verklikken tegenover de docent.
Slide 34 - Slide
Leerdoelen gehaald?
- Heb je geoefend met je spelling
- Heb je gewerkt met Numo
- Weet je wat woordsoorten zijn
- Heb je oefeningen gemaakt over digitaal lezen
- Heb je een leesboek gereserveerd
- Heb je inzicht in de geschiedenis van jeugdliteratuur