Vitaal les 1 introductie

1 / 30
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat houdt vitaliteit allemaal in?

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

Wat is vitaal burgerschap? 
 Het willen en kunnen nadenken over de eigen leefstijl en zorgdragen
voor echte fitheid als burger en werknemer.
 Een gezonde leefstijl is het resultaat van keuzes die je maakt over
eten, kleding, geld uitgeven, sporten, genieten, zorg, relaties; 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Samenvattend: 

- Vitaal burgerschap = Het willen en kunnen nadenken over de eigen leefstijl en zorgdragen voor de echte fitheid als burger en werknemer.
- Dit is van belang voor: 
* jouw gezondheid en kwaliteit van leven 
* voor de samenleving 
* voor de organisatie waar je werkt
* voor jou als sociaal werker: gelijke kansen op een gelukkig en gezond leven 

Slide 13 - Slide

Even testen....
Wat weten jullie al? 

Slide 14 - Slide

Wat is een beweegnorm?
A
150 minuten matig intensieve lichaamsbeweging per dag.
B
is de minimale hoeveelheid lichaamsbeweging die wordt aanbevolen.
C
de regel dat je elke dag moet bewegen
D
De beweegnorm is alleen van toepassing op jongeren.

Slide 15 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van matig intensieve lichaamsbeweging?
A
Hardlopen, zwemmen en tennis .
B
Wandelen, fietsen en tuinieren
C
Yoga, pilates en stretching .
D
Klimmen, boksen en voetballen

Slide 16 - Quiz

Welke voedingsmiddelen horen in de Schijf van Vijf?
A
Groenten, fruit, volkoren producten, zuivel en vis
B
Koffie, thee, water, melk en vruchtensappen
C
Frisdrank, chips, chocolade, ijs en snoep
D
Pizza, hamburgers, patat, donuts en milkshakes

Slide 17 - Quiz

Hoe vaak moet je per week aan de beweegnorm voldoen?
A
minimaal 7 dagen per week .
B
minimaal 2 dagen per week
C
minimaal 3 dagen per week
D
minimaal 5 dagen per week

Slide 18 - Quiz

Welk voedingsmiddel staat niet in de schijf van 5?
A
rookworst
B
Sinaasappel
C
Wortel
D
Kwark

Slide 19 - Quiz

Hoeveel gram groente is aanbevolen?
A
150
B
200
C
250
D
400

Slide 20 - Quiz

Wat is de aanbevolen maximale alcoholinname per dag voor vrouwen?
A
1 glas
B
4 glazen
C
3 glazen
D
2 glazen

Slide 21 - Quiz

Hoe beïnvloedt drugsgebruik de gezondheid?
A
Schade aan organen, verzwakt immuunsysteem, psychische stoornissen
B
Verhoogde energie, verbeterde focus, hogere hartslag
C
Verbeterde spijsvertering, sterkere botten, betere ademhaling
D
Lagere bloeddruk, verminderde stress, betere slaap

Slide 22 - Quiz

Hoe kan teveel stress het immuunsysteem beïnvloeden?
A
Verzwakking van het immuunsysteem
B
Versterking van het immuunsysteem
C
Verlaagd risico op infecties
D
Verlaagd risico op ziektes

Slide 23 - Quiz

Welke fysieke symptomen kunnen optreden bij overmatige stress?
A
Verbeterde concentratie
B
Vermoeidheid
C
Hyper zijn
D
Verhoogde energie

Slide 24 - Quiz

Wat zijn mogelijke oorzaken van werkstress?
A
Een onaardige collega
B
Te weinig koffiepauzes nemen
C
Te veel salaris ontvangen
D
Hoge werkdruk en gebrek aan controle over het werk

Slide 25 - Quiz

Wat is een effectieve manier om werkstress tegen te gaan?
A
Regelmatig pauzes nemen en ontspanningsoefeningen doen
B
Altijd bereikbaar zijn voor werk
C
Zorg voor manieren om op je werkt te ontstressen, zoals roken
D
Meer uren werken per dag

Slide 26 - Quiz

Opdracht: hoe gezond is de klas? 
  • We stellen klassikaal een vitaliteitstest op
  • Iedereen krijgt een thema
  • Maak over dit thema 2 vragen waarmee je iemands vitaliteit op dat thema kun meten (score: 1-2-3) 
  • De docent maakt een google forms
  • De klas maakt de test; er komt een klassikale uitslag
  • Geef jezelf na het invullen een cijfer van 1-10: hoe staat het met jouw vitaliteit? Waar kun je nog wat verbeteren? Stel 2 verbeterdoelen op. 

Slide 27 - Slide

Thema's
  1. Voeding
  2. Bewegen 
  3. Mentale gezondheid
  4. Drugs
  5. Alcohol
  6. Relaties

Slide 28 - Slide

Let op: een goede vraag
vraagt naar concreet gedrag
Heeft duidelijke antwoordmogelijkheden
is gebaseerd op feitelijk gezond/ongezond gedrag 


Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide