Je kent de volgende afkortingen: vt - tt - pv - ond - wwg
Je weet waar je grammatica-animaties in de online lesmethode kunt vinden.
Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige en verleden tijd zetten.
Je kunt de pv, wwg en ond in een zin benoemen.
Je kunt het bouwplan van een zin maken.
Weten
Slide 3 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Groepjes van maximaal 4 personen;
Eén woordvoerder per groepje;
Tien vragen;
Per vraag maximaal 1 minuut bedenk/overlegtijd;
Per goed antwoord zijn punten te verdienen (max. 17)
Het groepje met de meeste punten wint (bij gelijke stand is er een bonusvraag)
Opwarmen - wat weet je nog?
1
Slide 4 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Verdeel deze zin met schuine streepjes in zinsdelen.
(1 punt)
De clowns vertonen dagelijks hun malle kunsten in de piste van het circus.
Vraag 1
1
timer
1:00
De clowns / vertonen / dagelijks / hun malle kunsten / in de piste van het circus. (1 pnt)
Slide 5 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Wat is de persoonsvorm in de vorige zin? (1 punt)
De clowns vertonen dagelijks hun malle kunsten in de piste van het circus.
Vraag 2
1
timer
1:00
vertonen (1 pnt)
Slide 6 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Benoem het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin.
(1 punt)
Jullie zullen beter moeten opletten!
Vraag 3
1
timer
1:00
zullen moeten opletten (1 pnt)
Slide 7 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Benoem de werkwoorden in het werkwoordelijk gezegde van de vorige zin. Kies uit: persoonsvorm, voltooid deelwoord en hele werkwoord. (3 punten)
Jullie zullen beter moeten opletten!
Vraag 4
1
timer
1:00
zullen - pv (1 pnt)
moeten - hele ww (1 pnt)
opletten - hele ww (1 pnt)
Slide 8 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Op welke twee manieren kun je het onderwerp in een zin vinden? (2 punten)
Vraag 5
1
timer
1:00
Wie of wat vraag: wie of wat + werkwoordelijk gezegde? (1 pnt)
De getalproef. Je verandert de persoonsvorm van enkelvoud in meervoud (of andersom). Het onderwerp verandert mee. (1 pnt)
Slide 9 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Wat is het onderwerp in de volgende zin? (1 punt)
In de winter kunnen veel vogels wel wat hulp van ons gebruiken.
Vraag 6
1
timer
1:00
Veel vogels (1 pnt)
Slide 10 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Welke lidwoorden ken je? (3 punten)
Vraag 7
1
timer
1:00
de (1 pnt)
het (1 pnt)
een (1 pnt)
Slide 11 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Wat is het bijvoeglijke naamwoord in deze zin? (1 punt)
De warme melk staat klaar op het aanrecht.
Vraag 8
1
timer
1:00
warme (1 pnt)
Slide 12 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Wat zijn de zelfstandige naamwoorden in de vorige zin?
(2 punten)
De warme melk staat klaar op het aanrecht.
Vraag 9
1
timer
1:00
melk (1 pnt)
aanrecht (1 pnt)
Slide 13 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Wat zijn de voorzetsels in de volgende zin? (2 punten)
Ook de dieren in het asiel hebben recht op een goed leven.
Vraag 10
1
timer
1:00
in (1 pnt)
op (1 pnt)
Slide 14 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
De clowns / vertonen / dagelijks / hun malle kunsten / in de piste van het circus. (1 pnt)
vertonen (1 pnt)
zullen moeten opletten (1 pnt)
zullen= persoonsvorm, moeten= hele werkwoord, opletten = hele werkwoord (3 pnt)
Wie of wat vraag: wie of wat + werkwoordelijk gezegde? & de getalproef. Je verandert de persoonsvorm van enkelvoud in meervoud (of andersom). Het onderwerp verandert mee. (2 pnt)
veel vogels (1 pnt)
de, het, een (3pnt)
warme (1 pnt)
melk, aanrecht (2 pnt)
in, op (2 pnt)
De juiste antwoorden
1
Slide 15 - Slide
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Benoem de woordsoorten in onderstaande zin. Kies uit: werkwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, overig en voorzetsel. (3 punten: per fout antwoord 1 punt aftrekken)
Het driftige meisje heeft zich aan het einde van de les bij haar strenge afdelingsleider gemeld.
Bonusvraag
1
Antwoord
1 De clowns / vertonen / dagelijks / hun malle kunsten / in de piste van het circus.
2 vertonen
3 zullen moeten opletten
4 zullen= persoonsvorm
moeten= hele werkwoord
opletten = hele werkwoord
5 Wie of wat vraag: wie of wat + werkwoordelijk gezegde?
De getalproef. Je verandert de persoonsvorm van enkelvoud in meervoud (of andersom). Het onderwerp verandert mee.