bron 2
In zijn Kerkgeschiedenis van het Engelse volk, voltooid omstreeks 731, schrijft de monnik Beda over de oorlog die in 654 uitbreekt tussen de heersers van twee Angelsaksische koninkrijken in Engeland, Oswiu van Bernicia en Penda van Mercia: Rond die tijd werd koning Oswiu blootgesteld aan de woeste en onstuitbare aanvallen van Penda, de koning van Mercia, die Oswiu's broer had gedood.
Uiteindelijk zag Oswiu zich gedwongen hem een enorm deel uit de koninklijke schatkist te beloven in ruil voor vrede. De voorwaarde was dat Penda terug zou keren naar huis en zou ophouden Oswiu's koninkrijk te verwoesten. Maar de heidense koning wilde dit aanbod niet accepteren, want hij was vastbesloten het hele volk, van hoog tot laag, uit te roeien. Oswiu deed een beroep op Gods genade en hulp, nu hij zag dat niets anders hem en zijn volk kon redden van deze barbaarse en meedogenloze vijand. (…) Aldus maakte
hij zich met zijn kleine leger gereed voor de strijd. Er wordt verteld dat het leger van de heidenen wel dertigmaal groter was. (…) De slag begon en de heidenen werden op de vlucht gedreven en vernietigd. De dertig aanvoerders die aan de zijde van Penda vochten, verloren vrijwel allemaal het leven