Exercice 13 – Compréhension détaillée
1 1b, 2d, 3a, 4c
2 A, Dat meisje daar. Wie is dat?
3 het, een
4 A, Ousmane vindt dat ze een leuke naam heeft.
5 B, niet waar
6 Clémence vindt Ousmane een leuke jongen. Ze zegt tegen Clémence: « C’est un joli garçon, hein ? »
7 Aurélie zegt niet erg veel en ze spreekt nogal aarzelend met veel euh ... .
8 a Wil je vrienden zijn?
b In dialoog 1: Aurélie aan Clémence en in dialoog 2: Ousmane aan Aurélie