Module A2-week 4-cystitis

Module A2-week 4-cystitis
Urineweginfecties vormen één van de meest voorkomende ziekenhuisinfecties in Nederland. Uit een prevalentieonderzoek van PREZIES blijkt dat 23 procent van alle ziekenhuisinfecties een symptomatische urineweginfectie is. Van de patiënten met een urineweginfectie heeft 71 procent een blaaskatheter. 

Uit ditzelfde prevalentieonderzoek komt naar voren dat gemiddeld 21 procent van de opgenomen patiënten een blaaskatheter heeft.
‘Bij de behandeling van urineweginfecties (uwi´s) is de scherpe blik van verpleegkundigen en verzorgenden onmisbaar. Signaleren van symptomen en monitoren van de effecten van de behandeling kunnen veel ongemak voor de patiënt voorkomen,

1 / 18
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Module A2-week 4-cystitis
Urineweginfecties vormen één van de meest voorkomende ziekenhuisinfecties in Nederland. Uit een prevalentieonderzoek van PREZIES blijkt dat 23 procent van alle ziekenhuisinfecties een symptomatische urineweginfectie is. Van de patiënten met een urineweginfectie heeft 71 procent een blaaskatheter. 

Uit ditzelfde prevalentieonderzoek komt naar voren dat gemiddeld 21 procent van de opgenomen patiënten een blaaskatheter heeft.
‘Bij de behandeling van urineweginfecties (uwi´s) is de scherpe blik van verpleegkundigen en verzorgenden onmisbaar. Signaleren van symptomen en monitoren van de effecten van de behandeling kunnen veel ongemak voor de patiënt voorkomen,

Slide 1 - Slide

Huiswerk vorige keer bespreken 
Levercirrose - in groepjes (15 minuten) 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Wat is de latijnse benaming voor de urineblaas?
A
Vesica urinae
B
Urinae vestia
C
Urine vecasi

Slide 4 - Quiz

De urineblaas ligt :
A
voor in het bekken en direct achter de symfyse
B
achter in het bekken en direct naast de symfyse
C
boven het peritoneum (buikvlies)
D
Direct tegen het ruggenmerg aan

Slide 5 - Quiz

Wat is de reden dat de blaaswand bekleed is met overgangsepitheel?
A
Overgangsepitheel is goed rekbaar
B
Overgangsepitheel is uitermate stijf
C
Overgangsepitheel produceert veel slijm

Slide 6 - Quiz

Hoeveel kringspieren heeft de blaas?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Wat is de Latijnse benaming voor plasbuis?
A
Urethra
B
Ureter
C
Urethrie

Slide 8 - Quiz

Hoe lang is de plasbuis bij een vrouw gemiddeld?
A
2 cm
B
3 cm
C
7 cm
D
10 cm

Slide 9 - Quiz

Urineblaas 
1. Bindweefselstrook (doorgesneden)
2. Urineleider
3. Gladde spieren
4. Uitmondigng van de urineleider
5. Inwendige sluitspier van de blaas 
6. Uitwendige sluitspier van de blaas 
7. Plasbuis 

Slide 10 - Slide

Zoek op  : 
 Mid-stream urine
Hematurie
 Polyurie
Oligurie 
Anurie 
Nycturie 

Slide 11 - Slide

bijlage van Nursing ‘Urineweginfecties (UWI)’.
  1.  Welke bacterie is meestal verantwoordelijk voor het ontstaan van een UWI?
  2.  Wat zijn manieren om een uwi te voorkomen? Licht je antwoord toe.
  3.  Waarom komen UWI’s relatief vaak voor bij kwetsbare ouderen?
  4.  Wat is het verschil tussen een cystitis, een pyelonefritis en een acute urethritis?
  5.  Wat zijn risicogroepen voor het krijgen van een UWI?
  6.  Waarom is het belangrijk om voor onderzoek urine op te vangen die minstens 4 uur in de blaas heeft gezeten?
  7.  Waaruit bestaat de behandeling van een UWI?
  8.  Welke verpleegkundige interventies pas je toe bij een zorgvrager met UWI?

Slide 12 - Slide

Casus
Mevrouw Lichtenberg, 83 jaar, is een van je zorgvragers op de afdeling geriartrie. Mevrouw is bekend met ziekte van Alzheimer. Een jaar geleden is mw. opgenomen in het verpleeghuis, omdat haar man de zorg thuis niet meer aan kon.
Mevrouw is over het algemeen erg vrolijk. Ze vindt het fijn om aandacht te krijgen en probeert goed mee te helpen tijdens de ADL-activiteiten. Soms lukt het haar om met begeleiding zichzelf gedeeltelijk aan te kleden. Om eten en drinken geeft mw. niet zo veel. Je kan haar wel blij maken met koek en snoep.
Mevrouw is gedeeltelijk incontinent van urine. Ze draagt in de nacht incontinentiemateriaal en overdag moet zij er regelmatig aan herinnerd worden om even naar het toilet te gaan.
Mevrouw gebruikt antihypertensiva en diuretica om het hart te ontlasten.
Vanochtend kom je bij mevrouw en tijdens de ochtendzorg vallen je een paar dingen op. Mevrouw lijkt verwarder dan normaal en ze is erg onrustig. Ze reageert vanochtend vrij heftig op het wassen van haar onderbuik. Bovendien heb je de indruk dat het incontinentiemateriaal sinds gisterenavond maar weinig urine bevat en sterker ruikt dan anders. Je besluit nog wat aanvullende metingen en observaties te doen en daarna de arts te bellen. Je denkt zelf aan een recidiverende cystitis, aangezien mevrouw hier het afgelopen jaar met regelmaat last van heeft.


Slide 13 - Slide

Mevr. Ligtenberg
  1. Leg uit aan welke kenmerken mevrouw Lichtenberg voldoet mbt chronisch ziek zijn.
  2. De volgende vragen gaan over klinisch redeneren. Stap 1 van klinisch redeneren “oriëntatie op de situatie”:
  3. 1a Informatie verzamelen. Welk redeneerhulp ga je gebruiken bij mevrouw en waarom deze?
  4. 1b Bepalen van de risicoanalyse .Bepaal de urgentie en beargumenteer waarom je deze kiest.
  5. Is er direct hulp van een collega of arts nodig?
  6. • Kan het nog een kwartier of een uur wachten?
  7. • Kan het tot een overdrachtmoment wachten?
  8. 1c informeer andere zorgverleners over de situatie met behulp van de SBAR. Schrijf dit uit voor jezelf en controleer of alle onderdelen van de SBAR terug komen.
  9. : Formuleer 2 verpleegproblemen voor mw. en formuleer daarbij verpleegdoelen en interventies.

Slide 14 - Slide

Maak het onderstaande 
Thieme > Pathologie > module 9 : ziekten van urinewegen en geslachtsorganen > 2. Urine > verwerkingsopdracht

Slide 15 - Slide

Toets 
ItsLearning > C23 A > Kennistoetsen module A > Leerjaar 2 > Formatieve toets thema 1 en 2 > In de week van 14 november 2024

Slide 16 - Slide

Huiswerk volgende week
- Neem de pp nierinsufficiëntie door (er is een ingesproken versie) 

Slide 17 - Slide

Wat vonden jullie van deze les?
Wat ging goed, wat kan beter?

Slide 18 - Open question