Urineweginfecties

Urineweginfecties
1 / 52
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Urineweginfecties

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Aan wat voor klachten denk je bij een urineweginfectie?

Slide 3 - Mind map

Leerdoelen
  1. Je kunt het verschil uitleggen tussen een gecompliceerde en een ongecompliceerde UWI​
  2. Je benoemt minimaal 2 risicogroepen bij een UWI​
  3.  Noem 3 adviezen  bij een ongecompliceerde UWI

Slide 4 - Slide

Een UWI is een urineweginfectie, waarbij de urinebuis (urethra) en/of blaas geïnfecteerd kunnen zijn.
  • Meestal blijft een UWI beperkt tot een oppervlakkige ontsteking van het slijmvlies van de blaas, vandaar blaasontsteking.
  • Naarmate we ouder worden is de kans op een UWI groter
  • Komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen!
  • Gecompliceerd: als er koorts is of een UWI bij een risicogroep
  • Adviezen en/of zo nodig een AB kuur

Slide 5 - Slide

Een blaasontsteking.

Mensen met een urineweginfectie hebben klachten tijdens het plassen. Ze plassen bijvoorbeeld kleine beetjes, het doet pijn en/of geeft een branderig gevoel. Bij sommige mensen komt het vaker voor dan bij anderen.

Slide 6 - Slide

Waar of niet waar?

Een blaasontsteking wordt veroorzaakt door een schimmel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Niet waar.
Blaasontstekingen worden veroorzaakt door bacteriën. Via de plasbuis (ook wel urinebuis of urethra) kunnen de bacteriën in de blaas terechtkomen. Ze hechten zich dan aan de blaaswand die hierdoor geïrriteerd raakt en gaat ontsteken.
Er zijn verschillende bacteriën, maar de bacterie die meestal blaasontsteking veroorzaakt is de E.coli-bacterie, ook wel poepbacterie. Deze bacterie komt voor bij onze anus.

Slide 8 - Slide

Waar of niet waar

Een blaasontsteking komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Waar.

Bij vrouwen komt een blaasontsteking vaker voor. Dit komt waarschijnlijk doordat ze een kortere plasbuis (urethra) hebben en de plasbuis dichter bij de anus ligt. Hierdoor kunnen poepbacteriën sneller in de blaas komen. Ook tijdens de seks komen bacteriën in de plasbuis.  

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide


Mictieklachten is de verzamelnaam voor allerlei klachten bij het plassen.

Wat valt er NIET onder mictieklachten?
A
Bloed in de urine
B
Vaak moeten plassen
C
Niet kunnen uitplassen
D
Het moeilijk op gang komen van het plassen

Slide 12 - Quiz

Onder mictieklachten vallen klachten zoals het moeilijk op gang komen van het plassen, niet kunnen uitplassen, een zwakke straal en vaak moeten plassen.

Het komt vaak doordat de prostaat groter is geworden; dit gebeurt als iemand ouder wordt. Een ontsteking van de prostaat, plasbuis of blaas kunnen ook oorzaken zijn.  

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Waar of niet waar?

Bloed in de urine is meestal een alarmsymptoom.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Bloed in urine is meestal geen alarmsymptoom.

Patiënten kunnen echter schrikken van bloed in hun urine. De oorzaak kan een blaasontsteking zijn, maar bijvoorbeeld ook nierstenen of een vergroting van de prostaat. 

Bloed in urine is wel een reden voor onderzoek door de arts. 

Slide 16 - Slide

Waar moet je eigenlijk rekening mee houden bij een patiënt met urinewegproblemen? Dit onderdeel gaat in op drie aandachtspunten:

  • Risicogroepen voor een gecompliceerde urineweginfectie
  • Klachten in combinatie met urinewegproblemen
  • Urineretentie

Slide 17 - Slide

Gecompliceerde urineweginfectie

Bij veel vrouwen is een blaasontsteking onschuldig en gaat vanzelf over. 
Helaas is er bij andere groepen sprake van een gecompliceerde urineweginfectie die niet zomaar overgaat. 

Slide 18 - Slide

Bij mannen, kinderen en zwangere vrouwen is er sprake van een gecompliceerde urineweginfectie.

Ook bij patiënten met afwijkingen aan de nieren of urinewegen, met een verminderde weerstand en een verblijfskatheter gaat het om een gecompliceerde urineweginfectie. 
Dit betekent een hogere urgentie om de arts te zien.

Slide 19 - Slide

Andere klachten

Naast urinewegproblemen kan een patiënt andere klachten noemen. Sommige klachten hebben een duidelijke samenhang met de urinewegen en zorgen voor een hogere urgentie. 

Slide 20 - Slide

Bij welke klachten is er urgentie om een arts te zien (U2 of U3)?
A
Koorts, koude rillingen, hevige buikpijn
B
Vaginale jeuk, lichte buikpijn en vaak plassen
C
Bloed in de urine
D
Patiënten met een katheter

Slide 21 - Quiz

Urineretentie is een ophoping van urine in de blaas. De patiënt kan dan niet meer plassen of slechts kleine beetjes.
Waar of niet waar?
Een patiënt die niet meer kan plassen, moet met U3 gezien worden door een arts.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Niet waar. 

Een patiënt die langere tijd niet kan plassen (urineretentie) en daarbij matige buikpijn heeft, moet met spoed gezien worden door een arts: U2.
Er ontstaat vaak eerst buikpijn en als de urineretentie langer duurt, kan de blaas scheuren.

Slide 23 - Slide

Eerste vraag bij urinewegproblemen
Je wordt gebeld door Peter van Rooijen. Hij heeft pijn en een branderig gevoel bij het plassen. Je kiest de ingangsklacht ‘Urinewegproblemen’.
Wat is de eerste vraag die je stelt?

A
Heeft u last van buikpijn?
B
Heeft u last van koorts?
C
Zit er bloed in de urine?

Slide 24 - Quiz

De eerste vraag in de triagewijzer is: ‘Is er buikpijn?’ 

Als de patiënt last heeft van buikpijn, dan is het daarna belangrijk om te achterhalen hoeveel buikpijn de patiënt ervaart. 

Hevige buikpijn betekent dat de patiënt met spoed gezien moet worden door een arts (U2).

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Wat doe je ?
A
Je vraagt of ze ook last heeft van rugpijn.
B
Je gaat naar de ingangsklacht Zwangerschap en buikpijn in de triagewijzer.
C
Je vraagt of ze eerder een urineweginfectie heeft gehad.

Slide 27 - Quiz

Bij zwangere vrouwen met mictieklachten ga je naar de ingangsklacht Zwangerschap en buikpijn.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Voor welke urgentie kies je?
A
U2
B
U3
C
U4

Slide 30 - Quiz

Meneer Agabi moet binnen een uur gezien worden door een arts. 

Hevige buikpijn en koude rillingen zijn triagecriteria voor spoed (U2).

Slide 31 - Slide

Katheter via plasbuis

Mevrouw de Bruijn belt naar de huisartsenpraktijk. Ze heeft een katheter via de plasbuis, maar de urine loopt er niet meer in.

Wat is de vervolgactie?
A
Binnen 1 uur beoordeling door de arts ( U2)
B
Binnen enkele uren beoordeling door de arts ( U3)
C
Binnen 24uur beoordeling door de arts ( U4)

Slide 32 - Quiz

Mevrouw de Bruijn heeft een katheter die verstopt zit. Dit is een criteria voor U3: binnen enkele uren beoordeling door een arts. 

Een patiënt met een suprapubische katheter (katheter via de buikwand) die verstopt zit, moet binnen een uur beoordeeld worden door een arts (U2).

Slide 33 - Slide

Wat voor zelfzorgadvies zou je kunnen bedenken bij een ongecompliceerde urineweginfectie?

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Waar of niet waar?
Bij een ongecompliceerde urineweginfectie mag niet direct antibiotica worden voorgeschreven. De patiënt moet eerst een week wachten om te kijken of de klachten overgaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

Niet waar. Bij de helft van de vrouwen gaat blaasontsteking binnen 1 week vanzelf over. Als iemand weinig of kort klachten heeft, kan een week afwachten een keuze zijn die je met de patiënt bespreekt, het is niet verplicht.
Een andere keuze is direct beginnen met antibiotica want dan gaan de klachten sneller over. Ook is de kans iets kleiner op een nierbekkenontsteking. Of de patiënt krijgt een 'uitgesteld recept' voor antibiotica: de huisarts geeft alvast een recept voor antibiotica mee en de patiënt kijkt eerst een paar dagen of de blaasontsteking vanzelf overgaat. Kijk in de Triagewijzer welke antibiotica eerste, tweede en derde keus zijn bij een ongecompliceerde urineweginfectie.

Slide 38 - Slide

Weer contact opnemen

Bij een ongecompliceerde urineweginfectie is zelfzorgadvies en antibiotica vaak voldoende. 

Bij welke situaties moet een patiënt toch weer contact opnemen? 

Slide 39 - Slide

Bij klachten na afloop van de antibioticakuur, geen verbetering na twee dagen en driemaal per jaar een ongecompliceerde urineweginfectie moet de patiënt contact opnemen met de huisarts. 

Ook koorts, bloederige urine en hevige pijn zijn signalen om weer contact op te nemen.

Slide 40 - Slide

Een patiënt heeft urineretentie, welke triage criteria pas je toe?

timer
0:15
A
U2
B
U3
C
U4
D
U5

Slide 41 - Quiz

Een vrouw heeft mictieklachten en hematurie, met welke triagecriteria komt zij op het spreekuur?
timer
0:30
A
U5
B
U4
C
U2
D
U3

Slide 42 - Quiz

Mevrouw de Tok heeft vermoedelijk een UWI, ongecompliceerd. Welk advies geef je?
timer
1:00

Slide 43 - Open question

Waarom hebben vrouwen vaker urineweginfecties dan mannen?
A
Hun immuunsysteem is minder actief bij urineweginfecties.
B
Ze hebben een kortere urethra, wat de kans op bacteriële infecties verhoogt.
C
Hormonale schommelingen leiden tot verzwakking van de blaaswand.
D
Ze hebben een hogere kans op neurologische afwijkingen.

Slide 44 - Quiz

Wat is een gecompliceerde urineweginfectie volgens de richtlijnen?
A
Een UWI met bloed in de urine zonder bijkomende symptomen.
B
Een UWI bij een patiënt met koorts of anatomische afwijkingen aan de urinewegen.
C
Een UWI die langer dan 7 dagen duurt zonder verbetering.

Slide 45 - Quiz

Wat is het meest geschikte antibioticum voor een ongecompliceerde urineweginfectie bij een niet-zwangere vrouw?
A
Fosfomycine, 3 dagen
B
Nitrofurantoïne, 5 dagen
C
Trimethoprim, 7 dagen
D
Amoxicilline, 5 dagen

Slide 46 - Quiz

Welke handeling verbetert de betrouwbaarheid van een urineonderzoek?
A
De urine opvangen in een willekeurig potje zonder verdere hygiënemaatregelen.
B
De urine bewaren bij kamertemperatuur voor maximaal 24 uur.
C
Het opvangen van middenstroomurine in een schoon potje en het onderzoek binnen 2 uur uitvoeren.
D
Alleen urineonderzoek doen bij patiënten die op de praktijk hebben geplast in materiaal van de praktijk.

Slide 47 - Quiz

Wat is het primaire doel van antibiotische behandeling bij een ongecompliceerde UWI?
A
Het volledig voorkomen van herhaling van de infectie.
B
Het direct elimineren van alle bacteriën in de urine.
C
Het verlichten van symptomen en het voorkomen van complicaties.
D
Het verminderen van koorts en systemische symptomen.

Slide 48 - Quiz

Waarom is onderzoek naar een onderliggende oorzaak niet altijd nodig bij een incidentele UWI?
A
Omdat de symptomen meestal vanzelf verdwijnen zonder behandeling.
B
Omdat het risico op complicaties laag is bij gezonde patiënten zonder koorts.
C
Omdat de kosten en tijdsinvestering niet opwegen tegen de diagnostische waarde.
D
Omdat antibiotica in alle gevallen preventief voorgeschreven worden.

Slide 49 - Quiz

Welke van de volgende situaties rechtvaardigt direct contact met de huisarts na een antibioticakuur voor een UWI?
A
De urine blijft troebel zonder verdere klachten.
B
De patiënt heeft nog lichte pijn, maar de frequentie van plassen is afgenomen.
C
Er is geen verbetering van klachten na 2 dagen behandeling.
D
De patiënt heeft incidenteel een branderig gevoel bij plassen.

Slide 50 - Quiz

Waarom willen we weten of iemand koude rillingen heeft?

Slide 51 - Open question

Vragen?

Slide 52 - Slide