6.2 werkwoordspelling

6.2 spelling
Werkwoordspelling
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

6.2 spelling
Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Vorige les
- Zinsdelen
- Lezen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Je kunt:
- zinsdelen benoemen. (PV, WG, O, LV, MV, BWB).
- de werkwoordspelling toepassen (tt, vt en vd).

Slide 3 - Slide

Tijden
Tegenwoordige tijd (tt)​
Verleden tijd (vt)​
Voltooide tijd (vd)

Slide 4 - Slide

Tegenwoordige tijd
Ik loop
Hij loopt
Wij lopen
Ik antwoord
Hij antwoordt
Wij antwoorden

Slide 5 - Slide

Verleden tijd
Sterke en zwakke werkwoorden​

Sterk​ ?         
Veranderen van klank​

Lopen – liepen zwemmen – zwommen​



Slide 6 - Slide

​Zwak?
​ Zit de laatste letter van de stam in ‘T KoFSCHiP X?


- Schrijf dan –te(n)​
- Niet? Schrijf dan –de(n)

Slide 7 - Slide

Voltooid deelwoord
- Geen persoonsvorm​
- Je schrijft wat je hoort: -t, -d of –en​
- Je kunt ‘T KoFSCHiP X gebruiken als je twijfelt​

Ik heb mijn boterham opgegeten.​
Eten, aten                 sterk werkwoord​
Ik ben naar school gefietst. ​
Fietsen               zwak werkwoord​
Wij hebben naar de docent geluisterd.​
Luisteren                 zwak werkwoord​

Slide 8 - Slide

beginnen [tt] Jij _____________ volgende week met muziekles.

Slide 9 - Open question

bedoelen [tt] De mensen _____________ het vaak goed.

Slide 10 - Open question

aaien [vt] De boer en boerin _____________ gisteren alle koeien.

Slide 11 - Open question

bakken [vt] Wij _____________ vorige week een lekkere appeltaart.

Slide 12 - Open question

verbouwen [vt] Vorige week _____________ jij de schuur.

Slide 13 - Open question

liggen [vd] Anouk heeft op de bank _____________.

Slide 14 - Open question

planten [vd] Ik heb in alle potjes bloemen _____________

Slide 15 - Open question

Maken (digitaal)
6.3 spelling opdr. 1 t/m 6

Slide 16 - Slide

Deel 2

Slide 17 - Slide

Vorige les
Werkwoordspelling (digitaal)

Hoe ging dit?

Slide 18 - Slide

Herhalen
Tegenwoordige tijd (tt)

Verleden tijd (vt)

Voltooid deelwoord (vd)

Slide 19 - Slide

halen [tt] Jij _____________ altijd hoge cijfers.

Slide 20 - Open question

vouwen [vt] Mijn ouders _____________ het dekbed gisteren samen op

Slide 21 - Open question

dweilen [vd] Kees heeft de vloer _____________.

Slide 22 - Open question

leven [tt] Mijn hond _____________ nu drie jaar.

Slide 23 - Open question

belonen [vt] Vroeger _____________ jij mij vaak.

Slide 24 - Open question

Maken
Werkblad werkwoordspelling

Klaar?
- Nakijken
- Lezen

Slide 25 - Slide