This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
GO TO LESSONUP.APP
ENTER THE CODE
Slide 1 - Slide
Get your diaries... Important dates
Tuesday 19 May: 1e les = verplichte Engelse les;
- les 2e les = vrijwillige leesles: voor extra oefening en vragen
Tuesday 19 May: o-v-g Hand in Case of the Lonely Lady
Tuesday 26 May: reading test (ELO, Zoom) - prepare: read eindexamensite 2014-1 (ik zet deze ook op ELO)
Tuesday 16 June: End-of-Year Test
Week 27 (June 29): Test Week - speaking tests
Slide 2 - Slide
O-V-G 19 May
O-V-G Boek lezen
Lees het verhaal > scans staan op ELO (oranje pijl)
Maak opdrachten / assignments TIJDENS het lezen (gele pijl)
Lever de opdrachten in UITERLIJK 12 mei via inleverbox (blauwe pijl)
Geldt als o-v-g toets
Plagiaatcontrole! (dus samenwerken heeft geen zin)
Had je het boek vorig jaar al gedaan?
Doe dan In the House.
Ook op ELO.
Slide 3 - Slide
Today
remember LiveBeat?
we're still doing: Unit 6, Unit 7 and a bit of Unit 9
Slide 4 - Slide
Goals Unit 6
Unit 6A: ik kan zinnen maken met will/won't en may (not) / might (not)
Unit 6A: ik kan het verschil uitleggen tussen will, may en might
Unit 6A: ik ken vakantiewoorden
Unit 6B: ik weet hoe ik de voorvoegsels un-, in- en im- moet gebruiken
Unit 6C: ik ken samenstellingen (collocations) met het werkwoord lose
Slide 5 - Slide
"It is going to rain."
"It will rain."
"It may rain."
"It might rain."
Welke plaatje hoort bij welke zin?
"It won't rain."
This will prepare you for Unit 6A (grammar)
Slide 6 - Drag question
The rule
will > vrij zeker (probable) It will rain tomorrow > Het gaat morgen waarschijnlijk regenen.
may / might (possible) It may rain tomorrow > Het gaat morgen misschien regenen. It might rain tomorrow > Het gaat morgen heel misschien regenen.
will not / won't > hoogstwaarschijnlijk niet (improbable)
Wat moet je onthouden?
probable = will
improbable = will not (won't)
possible = may, might
Slide 7 - Slide
Next year, about twenty-eight million tourists will visit the UK. Some (X) _______________ to London of course but many of them (V) ________________ accommodation in the capital city. These tourists (?) _________________ in one of the many London hotel, or they (?) _______________ to a B&B or a hostel.
X = will not / won't
V = will
? = may / might
won't
stay
will
may
may
need
go
go
Slide 8 - Drag question
Some new words...
-
likely
waarschijnlijk
unlikely
onwaarschijnlijk
convenient
handig
inconvenient
onhandig
possible
mogelijk
impossible
onmogelijk
Door er un-, in-, of im- voor te zetten krijgt het bijvoegelijk naamwoord de tegenovergestelde betekenis. Alleen: wanneer is het un-, wanneer im-, en wanneer in-?
Slide 9 - Slide
Welk voorvoegsel komt er voor te staan? Sleep naar de juiste kolom
UN- unlikely
IN- inconvenient
IM- impossible
attractive
comfortable
dependent
experienced
fit
formal
friendly
happy
patient
popular
Slide 10 - Drag question
This is what you have to do
Unit 6A = 1, 2, 3B, 4, 6 (6: schrijf op ipv spreken)
Unit 6B = 5B
Unit 6C = 2, 3, 5
You can now:
play Quizlet Live and Start Homework (it will help you practise the words)
Start Homework Right away
Homework for Friday 15 May
Do: 6A - 1, 2 3B, 6
Do: 6B - 5B
Do: 6C - 2, 3, 5
Hand it in through ELO inleverbox (a file or a picture of written work)