1.8 Speling leerjaar 1

1.8  Spelling
  • Goedemorgen

  • Boek en etui op je tafel
  • 10 min lezen uit je boek
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.8  Spelling
  • Goedemorgen

  • Boek en etui op je tafel
  • 10 min lezen uit je boek

Slide 1 - Slide

1.8 Spelling
Leerdoelen paragraaf Spelling
  • wanneer je leestekens gebruikt
  • hoe je de tegenwoordige tijd van werkwoorden schrijft
  • tien dicteewoorden.

Slide 2 - Slide

1.8 Spelling
Leerdoelen paragraaf Spelling vandaag
  • hoe je de tegenwoordige tijd van werkwoorden schrijft
  • tien dicteewoorden.

Slide 3 - Slide

1.8 Spelling- huiswerk bespreken
Vragen over de opgaven 4, 5, 6, 7 op blz. 80?

Slide 4 - Slide

1.8 Spelling
Leerdoel vandaag
  • hoe je de tegenwoordige tijd van werkwoorden schrijft

Slide 5 - Slide

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Doe-woorden
fietsen

lopen
vragen
kopen
ik-vorm

hij-vorm
wij-vorm 
ik vraag
hij vraagt
ik fiets
hij fietst
ik loop
hij loopt
ik-vorm +t
zijn
worden
hebben
spring
hang
de stam

Slide 6 - Slide

1.8 Spelling
Leertekst: Tegenwoordige tijd en werkwoorden
De stam en ik-vorm van het werkwoord
De stam is het hele werkwoord (infinitief) zonder -en.
De stam van het werkwoord heb je nodig om de ik-vorm te maken.

werkwoord
de stam (ww-en)
de ik-vorm
brengen
breng
ik breng
helpen
help
ik help
roepen
roep
ik roep
typen
typ
ik typ

Slide 7 - Slide

1.8 Spelling
Leertekst: Tegenwoordige tijd en werkwoorden
De stam en ik-vorm van het werkwoord
De stam is het hele werkwoord (infinitief) zonder -en.
Maar let op: bij de ik-vorm van sommige werkwoorden veranderen er letters

werkwoord
de stam (ww-en)
de ik-vorm
letter erbij
roken
rok
ik rook
letter eraf
stoppen
stopp
ik stop
v wordt f
graven
grav
ik graaf
z wordt s
wijzen
wijz
ik wijs

Slide 8 - Slide

1.8 Spelling
Leertekst: Tegenwoordige tijd en werkwoorden

De ik-vorm gebruik je bij:

  • ik                              : Ik loop naar school.   Ik vind 10 euro op straat
  • je of jij achter pv   : Loop jij naar school?  Kom je nog mee?
  • gebiedende wijs : Luister nu eens!   Pas op die auto!

Slide 9 - Slide

1.8 Spelling
Leertekst: Tegenwoordige tijd en werkwoorden

De ik-vorm +t gebruik je bij:
 
  • je of jij voor de pv   : Jij loopt naar huis. Hij voetbalt op straat.  Jij wordt kampioen.
  • hij, zij, het, u, ...      :  Hij vangt de bal. Mijn vader rijdt naar huis. 
                                            Haar broertje fietst hard.  U vraagt dat netjes.

Slide 10 - Slide

1.8 Spelling
Leertekst: Tegenwoordige tijd van werkwoorden

Zo schrijf je de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd:

werkwoord
de ik-vorm
ik-vorm +t
je jij hij zij het u
hele werkwoord
wij jullie zij
brengen
ik breng
brengt
brengen
helpen
ik help
helpt
helpen
roepen
ik roep
roept
roepen
typen
ik typ
typt
typen

Slide 11 - Slide

1.8 Spelling
Leertekst: Tegenwoordige tijd van werkwoorden - onregelmatige werkwoorden

Er zijn 6 werkwoorden die zich niet aan de regels houden. Die noemen we onregelmatige werkwoorden. De drie belangrijkste zijn: hebben, zijn en kunnen.

hele werkwoord (infinitief)
ik
jij
hij/zij/het
wij jullie zij
hebben
heb
hebt
heeft
hebben
zijn
ben
bent
is
zijn
kunnen
kan
kan / kunt
kan
kunnen

Slide 12 - Slide

1.8 Spelling- zelfstandig werken
Maak nu de opgaven 10, 11, 12, 13 en 15 op blz. 83, 84 en 85


Slide 13 - Slide

1.8 Spelling
Vandaag geleerd
  • Leestekens gebruiken

Slide 14 - Slide

1.8 Spelling
Vandaag geleerd
  • hoe je de tegenwoordige tijd van werkwoorden schrijft
  • tien dicteewoorden.

Slide 15 - Slide