This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 25 min
Items in this lesson
Opdr 4 - blz 23
Meer dan lezen
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Bekijk de cartoon.
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Wat is de belangrijkste boodschap of de hoofdgedachte van de cartoon?
A
Dieren kunnen niet aan wedstrijden doen, want dat doen ze in het echt ook niet.
B
Je kunt van een dier niet vragen iets te doen waarvoor het niet gemaakt is.
C
Vissen en vogels kun je natuurlijk niet in een boom laten klimmen.
Slide 3 - Quiz
This item has no instructions
Lees het gedicht.
Slide 4 - Slide
This item has no instructions
De naam zegt het al: een spin spint. De dichter gebruikt in strofe 3 en 4 van dit soort combinaties (naam dier en bijzonder talent). Bedenk nog drie van die combinaties. Geef ze in één antwoord.
Slide 5 - Open question
gieren gieren
vliegen vliegen
tijger tijgert
krab krabt
ijsbeer ijsbeert
hamster hamstert
vis vist
bok bokt
Aan welke uitdrukking denkt de dichter in de laatste regel van strofe 1? Noteer deze uitdrukking.
Slide 6 - Open question
Snipverkouden zijn.
Wat betekent 'snipverkouden zijn'?
Slide 7 - Open question
Snipverkouden zijn = heel erg verkouden zijn
Aan welke uitdrukking denkt de dichter in de laatste regel van strofe 2? Noteer deze uitdrukking.
Slide 8 - Open question
Zo dood als een pier.
Wat betekent 'zo dood als een pier'?
Slide 9 - Open question
Zo dood als een pier = morsdood
Klopt de volgende uitspraak? 'Het gedicht maakt duidelijk dat de naam die we een dier geven, vaak niet past bij wat goed kan.
A
waar
B
twijfel
C
niet waar
Slide 10 - Quiz
This item has no instructions
Leg je antwoord van de vorige vraag uit.
Slide 11 - Open question
waar of twijfel: We geven namen aan dieren, maar die namen passen soms niet bij het dier en wat hij kan. Namen van dieren zeggen soms iets over wat ze goed kunnen, maar dat klopt niet altijd.
De cartoon en tekst 3 hebben beide iets met het volgende onderwerp te maken:
A
dier zijn
B
namen geven
C
talent
Slide 12 - Quiz
This item has no instructions
Leg je antwoord op de volgende vraag uit.
Slide 13 - Open question
Beide teksten hebben met talent te maken. Uitleg: In tekst 3 wordt duidelijk dat dieren verschillende talenten hebben: een olifant kan niet vliegen of snel een boom inklimmen als een aap. Daarom moet je ook niet een wedstrijd houden (zoals in de cartoon) waarbij alle dieren dezelfde test (examen) moeten doen. Ook in tekst 4 speelt de dichter (door middel van woordspelingen) met talenten die dieren hebben waardoor ze een naam (zouden) hebben gekregen: een pissebed heeft het talent om veel te plassen, een bever kan goed beven, enzovoort.