P3L12 - Grammatica 3.7 - Maandag - 1VMB


Welkom 1VMB







: )


Maandag

Planning van dit uur

  • Huiswerk bespreken 
  • Uitleg grammatica 





Aan het einde van deze les
  • herhaal je hoe je het werkwoordelijk gezegde in de zin vindt; 
  • herhaal je hoe je het onderwerp in de zin vindt;
  • weet je hoe je het lijdend voorwerp in de zin vindt. 
Pak je laptop er vast bij
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Welkom 1VMB







: )


Maandag

Planning van dit uur

  • Huiswerk bespreken 
  • Uitleg grammatica 





Aan het einde van deze les
  • herhaal je hoe je het werkwoordelijk gezegde in de zin vindt; 
  • herhaal je hoe je het onderwerp in de zin vindt;
  • weet je hoe je het lijdend voorwerp in de zin vindt. 
Pak je laptop er vast bij

Slide 1 - Slide

Huiswerk bespreken
timer
5:00
Wat
Huiswerk bespreken (opdracht 8 en 12 t/m 15 van 3.7 Grammatica)
Hoe
Klassikaal
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd
Ongeveer vijf minuten
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie 
Klaar
Hierna gaan we verder met de les

Slide 2 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
  1. Alle werkwoorden in de zin
  2. Alle delen van het splitsbare werkwoord
  3. 'Aan het' of 'te'

Slide 3 - Slide

Twee manieren om het onderwerp te vinden
  1. Stel de vraag: wie/wat + wg? Het antwoord is het onderwerp.
  2. Verander de pv van getal (enkelvoud naar meervoud of andersom). Het zinsdeel dat mee moet veranderen, is het onderwerp. Dit heet de onderwerpproef

Slide 4 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:

Een klas is vakantie aan het vieren op Vlieland.

Slide 5 - Open question

Wat is het onderwerp in deze zin:

Een klas is vakantie aan het vieren op Vlieland.

Slide 6 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:

Een klas is vakantie aan het vieren op Vlieland.

Slide 7 - Open question

Lijdend voorwerp
  • Onderwerp = 'hoofdrolspeler'
  • Het onderwerp doet iets met een lijdend voorwerp (het lijdend voorwerp ondergaat dat)  

Slide 8 - Slide

Hoe vind je het lijdend voorwerp
Stel de vraag: wie of wat + werkwoordelijk gezegde (wg) + onderwerp (o) ? Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Gisteren wilde mijn vader nog een nieuwe laptop kopen. 
Vraag: wat wilde mijn vader kopen?
Antwoord: een nieuwe laptop 

Slide 9 - Slide

a. Welke vraag krijg je in deze zin om het lijdend voorwerp te vinden
(wie/wat + wg + o)?
b. Wat is het antwoord op die vraag?

Daarom hield ik de ladder stevig vast.

Slide 10 - Open question

Stappenplan zinsontleding
Ga je zinsdelen benoemen? Werk altijd in deze volgorde:

1. Benoem de pv
Zet een streep onder de pv
Je zou elke dag wel een pizza willen eten. 
2. Verdeel de zin in zinsdelen
Zet strepen tussen de zinsdelen
Je | zou | elke dag | wel | een pizza | willen | eten. 
3. Benoem het gezegde
Zet 'wg' boven het gezegde
         wg                                                        wg        wg
Je | zou | elke dag | wel | een pizza | willen | eten. 
4. Benoem het onderwerp
Zet 'o' boven het onderwerp
 o     wg                                                         wg       wg
Je | zou | elke dag | wel | een pizza | willen | eten.
5. Benoem het lijdend voorwerp
Zet 'lv' boven het lijdend voorwerp
 o      wg                                      lv             wg         wg
Je | zou | elke dag | wel | een pizza | willen | eten.

Slide 11 - Slide

                   Individueel werken
timer
10:00
Wat
Lees de blauwe leertekst 'Lijdend voorwerp' (bladzijde 249)
Maak opdracht 16 t/m 19 + 22 en 23 van 3.7 Grammatica
Hoe
Eerst vijf minuten individueel, in stilte - daarna fluisterend overleggen als dat nodig is
Hulp
Steek je vinger op, dan kom ik langs
Tijd
Tot het einde van de les
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie 
Klaar
Lees in je leesboek 

Slide 12 - Slide

Samenvatting van de les
Jij
  • hebt herhaald hoe je het werkwoordelijk gezegde in de zin vindt;
  • hebt herhaald hoe je het onderwerp in de zin vindt;
  • hebt herhaald hoe je het lijdend voorwerp in de zin vindt. 

Huiswerk
  • Lees de blauwe leertekst 'Lijdend voorwerp' (bladzijde 249)
  • Maak opdracht 16 t/m 19 + 22 en 23 van 3.7 Grammatica

    Slide 13 - Slide