Barok lessenreeks (3 lessen)

Muziekgeschiedenis
De Barok
1600 - 1750
1 / 56
next
Slide 1: Slide
MuziekMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Muziekgeschiedenis
De Barok
1600 - 1750

Slide 1 - Slide

Na deze lessenreeks:
  • Ken en herken je de technische termen / compositie technieken uit de Barok:
    > Sequens
    > Versieringen in de muziek
    > Barokke motoriek / voortspinnen
    > Basso continuo
    > Terrassendynamiek (echodynamiek)
    > Barokorkest / Concerto Grosso
    > Dubbelkorigheid
    > Affectenleer

  • Ken je de verschillende onderdelen van een OPERA, een ORATORIUM en een PASSIE
  • Kun je een FUGA analyseren
  • Ken en herken je de Sarabande en het Menuet (dansen)

Slide 2 - Slide

Dit weet ik al over muziek in
de Barok

Slide 3 - Open question

Maatschappij
De weelderige en rijke Barok is een gevolg van de evenwichtige Renaissance en het ontstaan van het sobere protestantisme door de reformatie.
De periode van de Renaissance en Barok waren roerige tijden voor de kerk. Het kritische en vrije humanistische denken veroorzaakte onrust. De katholieke kerk verloor de volledige macht en een grote hervorming was het gevolg.
Katholieke kerken halen in de Barok alles uit de kast om hun kerkgebouwen zo mooi mogelijk in te richten.

De barok is expressief, dramatisch en vol contrast.

Slide 4 - Slide

De barokke kunst is realistischer en dramatischer dan in de renaissance met als doel om kunst dichter bij de mens te brengen.
Voor de dramatiek werden veel contrasten gebruikt, zoals licht-donker (clair-obscur). 
Een goed voorbeeld van licht-donker contrast zie je in dit schilderij. 

Daarnaast wordt kunst steeds toegankelijker voor de 
gewone burger. Muziek is bijvoorbeeld niet meer alleen 
te horen aan het hof. Er worden kleine concerten in 
huiskamers gegeven, maar ook in theaters en concertzalen. 
Kunst krijgt steeds meer de functie van 
amusement voor de gewone burger.
De anatomische les - Rembrandt

Slide 5 - Slide

Compositie technieken 
uit de Barok
Barokcompositietechnieken (ca. 1600-1750) kenmerken zich door dramatiek, contrast en polyfonie, waarbij meerdere melodieën gelijktijdig klinken. 
Contrapunt en basso continuo speelden hierbij een centrale rol. 
Terrassendynamiek zorgde voor abrupte volumewisselingen, en sequensen en versieringen gaven de muziek een virtuoze, expressieve kwaliteit. 
Deze elementen maakten de muziek van componisten als Bach en Vivaldi emotioneel geladen en krachtig.

Slide 6 - Slide

Sequens
Een sequens in de barokmuziek is een melodisch of harmonisch motief dat herhaald wordt op een hogere of lagere toonhoogte. Het motief blijft qua structuur hetzelfde, maar verschuift telkens naar een andere toonladdergraad. Sequensen werden vaak gebruikt om muzikale spanning op te bouwen en een gevoel van voortgang te creëren. Ze waren een veelvoorkomend stijlmiddel in de composities van barokcomponisten zoals Vivaldi en Bach, waarbij ze ritmische en melodische eenheid brachten in langere passages.
Fuge G-Dur BWV 860, maat 17-19

J.S. Bach

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Versieringen
Versieringen in de muziek zijn extra noten of muzikale figuren die aan een melodie worden toegevoegd om deze te verfraaien en levendiger te maken. In de barokmuziek waren versieringen essentieel voor expressie en variatie. Voorbeelden van veelgebruikte versieringen zijn:

    Triller:  snelle afwisseling tussen twee naburige tonen >>
    Een voorslag:  een noot die een korte tijd de melodische 
    lijn verstoort en vervolgens naar de hoofdtoon oplost   >>

Versieringen gaven uitvoerders vrijheid om de muziek 
persoonlijker en expressiever te maken.

Slide 9 - Slide

Barokke motoriek / voortspinnen
Barokke motoriek verwijst naar het aanhoudende, ritmische pulseren van de muziek, vaak aangedreven door herhalende patronen en snelle notenwaarden. Dit creëert een gevoel van constante beweging en energie, zonder stilstand, wat kenmerkend is voor veel barokke werken.

Voortspinnen is een techniek waarbij een muzikaal thema of motief ononderbroken wordt doorontwikkeld. Het motief wordt uitgebreid, herhaald en gemoduleerd, waardoor de muziek als het ware "door blijft spinnen". Deze techniek draagt bij aan de vloeiende, organische voortgang in barokcomposities.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Basso Continuo
Basso continuo is een begeleidingswijze in de barokmuziek, waarbij een doorlopende baslijn wordt gespeeld door instrumenten zoals de cello of viola da gamba, vaak in combinatie met een akkoordinstrument zoals een klavecimbel, orgel of luit. Deze baslijn vormt de harmonische basis van het stuk, terwijl de uitvoerder van het akkoordinstrument op basis van genoteerde cijfers (de zogenaamde becijferde bas) de akkoorden improviseert. Basso continuo was een essentieel element in veel barokmuziek, dat zowel de harmonische structuur als de ritmische voortgang ondersteunde.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Terrassendynamiek
Terrassendynamiek in de barokmuziek verwijst naar abrupte, blokkerige overgangen tussen harde en zachte passages zonder geleidelijke volume-opbouw of -afbouw. Dit contrast werd vaak gebruikt om dramatische effecten te creëren, aangezien crescendo's en decrescendo's in die tijd minder gangbaar waren.
In het concerto grosso, een populaire barokvorm, staat een kleine groep solisten (het concertino) tegenover het volledige orkest (tutti). Het concertino speelt vaak complexere, virtuoze passages, terwijl het tutti voor krachtige passages zorgt. 
Deze afwisseling tussen solo en orkest benadrukt contrasten, 
een belangrijk kenmerk van de barokstijl.

Slide 14 - Slide

2

Slide 15 - Video

Het Barok orkest

Slide 16 - Slide

Dubbelkorigheid
Dubbelkorigheid in de barok verwijst naar een compositietechniek waarbij twee koren of instrumentale groepen tegenover elkaar geplaatst worden en afwisselend of gezamenlijk zingen of spelen. 

Deze techniek creëerde een ruimtelijk en dynamisch effect
('live stereo') door de afwisseling tussen de twee groepen. Vaak werd deze vorm gebruikt om contrasten en echowerkingen te benadrukken, wat zorgde voor een rijke, gelaagde klank. 

Bekende componisten zoals Bach maakten gebruik van dubbelkorigheid in hun werken.

Slide 17 - Slide

Affectenleer
De affectenleer koppelt allerlei muzikale middelen, toonsoorten en instrumenten aan gevoelens. 
Bijvoorbeeld: "Verdriet moet worden uitgedrukt met een langzame, lome en slaperige melodie, gebroken met veel zuchten," en "Haat wordt vertegenwoordigd door afstotende, ruwe harmonie en een soortgelijke melodie."

<< openingskoor Mattheus Passion - Bach
Toonsoort: e mineur
In niets grappig. Diepzinnig, verdrietig en treurig maar troostend. 
Snel maar niet grappig.

Slide 18 - Slide

00:34
Hoe noem je de groep die tijdens dit eerste fragment gespeeld heeft?
A
Tutti
B
Basso Continuo
C
Concertino

Slide 19 - Quiz

00:51
Hoe noem je de begeleidingsgroep die in het voorgaande fragment meespeelde met het concertino?

Slide 20 - Open question

Openingskoor
Matthäus Passion - J.S. Bach

  • Dubbelkorigheid
  • Jongenskoor > sopranen
  • Barok orkest met basso continuo groep (klavecimbel / orgel / luit)
  • Barokke motoriek / voortspinnen
  • Affectenleer
  • Passie


Alles komt samen in dit belangrijke meesterwerk!

Slide 21 - Slide

OPERA

Een volledig dramatisch muziekstuk met zang en orkest, waarbij het verhaal doorgaans seculier is (bijv. mythologie of geschiedenis).
Opera's worden opgevoerd met kostuums, acteerwerk en decor, wat het theatrale aspect benadrukt. Amusement.
Een bekende opera is L'Orfeo van Claudio Monteverdi.

ORATORIUM

Ook een grootschalig vocaal-instrumentaal werk met religieuze of bijbelse inhoud, maar zonder de theatrale aspecten van een opera.
Het oratorium bevat recitatieven, aria’s en koorstukken, vergelijkbaar met een opera, maar wordt concertant uitgevoerd zonder acteren of decor.
Bekend is Handel’s "Messiah".

PASSIE

Een religieus werk dat specifiek het lijdensverhaal van Christus vertelt, vaak uitgevoerd tijdens de vastentijd of Goede Week.
Het is gebaseerd op de evangelieteksten en wordt zonder theatrale opvoering uitgevoerd, meestal in kerken.
Johann Sebastian Bach’s "Matthäus-Passion" is een beroemd voorbeeld.

Vocale muziek in de Barok

Slide 22 - Slide

Onderdelen van een opera, oratorium / passie
ARIA

Een aria is een solo zangstuk binnen een opera, oratorium of cantate (mini oratorium), waarin de zanger een emotie of een belangrijk moment van het verhaal muzikaal uitdrukt. 
Aria's zijn melodieus en vaak virtuoos, waardoor de zanger zijn technische vaardigheden en expressie kan laten zien.

RECITATIEF

Een recitatief is een verhalende zangstijl in opera’s, oratoria en cantates, waarin de tekst ritmisch als spraak wordt gebracht.

Secco recitatief: Begeleid door enkel klavecimbel of basso continuo, sober en gericht op het verhaal.

Accompagnato recitatief: Met rijke orkestbegeleiding, dramatischer en gebruikt voor emotionele momenten.

OVERIGE ONDERDELEN:

KOORWERKEN
Groepszang waarbij meerdere zangers samen optreden, vaak om het verhaal te ondersteunen of een sfeer te creëren.
OUVERTURE
Een instrumentaal openingsstuk dat het begin van het werk inleidt en vaak de muzikale thema’s introduceert.
INTERMEZZO 
Een instrumentaal tussenspel tussen scènes of akten, meestal om de overgang te ondersteunen.
FINALE
Het grootschalige slot van een akte.





Slide 23 - Slide

0

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

OPBOUW
1. Expositie:
Thema inzet door alle stemmen in hoofdtoonsoort of dominant toonsoort
2. De ontwikkeling:
De componist speelt met het thema
Technieken: stretto - imitatie - sequensen - 
ostinate bas - vergroting / verkleining van het thema - 
kreeftengang - gespiegeld
3. Slot:
Afsluitende cadens / orgelpunt
DE FUGA
Tijdens het Centraal Examen moet je een FUGA kunnen analyseren.

In een partituur moet jij de verschillende vormonderdelen en compositietechnieken kunnen herkennen / benoemen.

Slide 26 - Slide

2

Slide 27 - Video

00:01
VRAAG:
Benoem de volgorde van 
steminzetten van deze fuga

Slide 28 - Slide

01:10
De juiste volgorde is:
A
Sopraan, alt, tenor, bas
B
Tenor, bas, sopraan, alt
C
Alt, sopraan, tenor, bas
D
Tenor, alt, sopraan, bas

Slide 29 - Quiz

TECHNIEKEN DIE JE MOET KENNEN EN HERKENNEN IN EEN PARTITUUR;

Stretto: een gedeelte waarin de volgende stem het thema inzet als de vorige nog met het thema bezig is.
Imitatie: een compositietechniek waarbij ritmes, motieven of melodische fragmenten van de ene stem vrij 
kort daarna (of zelfs overlappend) in andere stemmen terugkomen.
Sequensen: de onmiddellijke herhaling van een muzikaal gegeven op een hogere of lagere toon.
Ostinate bas: steeds herhalend melodisch-ritmisch motief in de bas.
Vergroting: de notenwaarden worden groter.
Verkleining: de notenwaarden worden kleiner.
Kreeftengang: kreeft of kreeftengang: een motief wordt van achter naar voren gespeeld.
Gespiegeld: de intervallen worden omgekeerd. Een kleine secunde omhoog wordt een kleine secunde omlaag, enz.
Afsluitende cadens:
een vaste opeenvolging van akkoorden ter afsluiting van een muzikale zin of van een zinsdeel.
Orgelpunt: een begeleidingsfiguur bestaande uit een lang aangehouden of steeds herhaalde toon in de bas.
DE FUGA - compositietechnieken

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Menuet
Een menuet is van oorsprong een volksdans, maar in de 17e en 18e eeuw werd het ook in een aangepaste vorm in hofkringen gedanst. 
De passen die gemaakt moeten worden, zijn behoorlijk klein en ingewikkeld. 
Kenmerken:
  • Driekwartsmaat
  • Matig tempo
  • Driedelige liedvorm ABA
  • Kreeg tijdens het classicisme een plaats in symfonieën (derde deel)

Sarabande
Langzame dans in driedelige maatsoort.

Suite
Een muziekstuk met een opeenvolging van dansen: Gaillarde - Menuet - Pavane - Sarabande.
Dansen uit de Barok
Cello suites - J.S. Bach
Prelude

Slide 32 - Slide

Examenvragen
Stijlperiode de Barok

Slide 33 - Slide

J.S. Bach - Das wohltemperierte Klavier II, Fuga 24

Dit vragenblok gaat over een fuga voor klavecimbel van Johann
Sebastian Bach (1685 - 1750).
De klank is een halve toon lager dan de notatie.


Slide 34 - Slide

J.S. Bach - Das wohltemperierte Klavier II, Fuga 24


 

Je ziet hier de expositie van de fuga.

VRAAG 1:
In welke volgorde zetten de stemmen
het thema in?
Gebruik de termen alt, tenor en bas.



Slide 35 - Slide

In welke maten zie je een steminzet?

Slide 36 - Open question

J.S. Bach - Das wohltemperierte Klavier II, Fuga 24


 

Je ziet hier de expositie van de fuga.

VRAAG 2:
Wat is de functie van de ais (maat 1)?



Slide 37 - Slide

De functie van de ais in maat 1 is:

Slide 38 - Open question

J.S. Bach - Das wohltemperierte Klavier II, Fuga 24


 

Je ziet hier de expositie van de fuga.

VRAAG 3:
Komt er in deze expositie een 
divertimento (tussenspel) voor?
Licht je antwoord toe.

Ja / nee, omdat:.............


Slide 39 - Slide

Komt er in deze expositie een
divertimento (tussenspel) voor?
Licht je antwoord toe.

Ja / nee, omdat:.............

Slide 40 - Open question

Het fragment is de derde thema-inzet en het vervolg.
Het karakter van het vervolg verschilt van het karakter van het thema.
VRAAG 4:
Noem drie verschillen tussen het thema en het vervolg.
Ga bij je antwoord uit van het vervolg.

Slide 41 - Open question

J.S. Bach - Das wohltemperierte Klavier II, Fuga 24
Het begin van het thema (fragment 1) is nogmaals afgedrukt:





In de loop van de fuga klinkt het thema in een andere toonsoort. In fragment 2 klinkt dit laatste thema.





VRAAG 5:
Geef de technische term voor de relatie tussen de toonsoort van fragment 3 en de hoofdtoonsoort van de fuga.
Fragment 2
Fragment 1

Slide 42 - Slide

Geef de technische term
voor de relatie tussen de toonsoort van fragment 3 en
de hoofdtoonsoort van de fuga.

Slide 43 - Open question

J.S. Bach - Das wohltemperierte Klavier II, Fuga 24
Van een gedeelte uit de doorwerking 
is de volledige partij afgedrukt


In het gedeelte komt twee keer een 
chromatische reeks van vier tonen voor.





VRAAG 6:
Geef de maatnummers van één van die reeksen.

Slide 44 - Slide

VRAAG 6:
Geef de maatnummers van één van die reeksen.

Slide 45 - Open question

J.S. Bach - Das wohltemperierte Klavier II, Fuga 24




Deze fuga is geschreven in de barok. Een fuga is een polyfone vorm
waarin imitatie voorkomt.

VRAAG 7:
Noem twee andere barok-kenmerken die in het fragment te horen zijn.





Slide 46 - Slide

VRAAG 7:
Noem twee andere barok-kenmerken
die in het fragment te horen zijn.

Slide 47 - Open question

J.S. Bach - Das wohltemperierte Klavier II, Fuga 24

Het fragment is het slot van de fuga.

VRAAG 8:
Geef bij elke bewering aan of deze juist of onjuist is.

1. In dit slot komt een stretto voor.
2. In dit slot komt een orgelpunt voor.
3. In dit slot komt een picardische terts voor. (majeur einde in een
mineur stuk)





Slide 48 - Slide

VRAAG 8:
Het fragment is het slot van de fuga.
Geef bij elke bewering aan of deze juist of onjuist is.

1 In dit slot komt een stretto voor.
2 In dit slot komt een orgelpunt voor.
3 In dit slot komt een picardische terts voor.

Slide 49 - Open question

J.S. Bach - Das wohltemperierte Klavier II, Fuga 24
Deze fuga van Bach wordt ook wel op piano uitgevoerd.

In tegenstelling tot de klavecimbel-uitvoering is de klank in de
piano-uitvoering niet een halve toon lager dan de notatie.

Fragment 1 is het slot van de fuga op klavecimbel; 
Fragment 2 is het slot van de fuga op piano.

Het tempo van de pianist is sneller dan het tempo van de klavecinist.


VRAAG 9:
Noem nog een verschil in tempo tussen beide uitvoeringen.
Ga bij je antwoord uit van de piano-uitvoering.





Fragment 1
Fragment 2

Slide 50 - Slide


VRAAG 9:

Noem nog een verschil in tempo tussen beide uitvoeringen.
Ga bij je antwoord uit van de piano-uitvoering.

Slide 51 - Open question

J.S. Bach - Das wohltemperierte Klavier II, Fuga 24

Fragment 1 is het slot van de fuga op klavecimbel
Fragment 2 is het slot van de fuga op piano

De notatie is voor beide instrumenten hetzelfde, maar 
de uitvoeringen verschillen.

VRAAG 10:
Geef bij elke bewering aan of deze juist of onjuist is

1 De uitvoeringen verschillen in articulatie.
2 De uitvoeringen verschillen in dynamiek.





Fragment 1
Fragment 2

Slide 52 - Slide


VRAAG 10:
Geef bij elke bewering aan of deze juist of onjuist is

1 De uitvoeringen verschillen in articulatie.
2 De uitvoeringen verschillen in dynamiek.

Slide 53 - Open question

Dit weet ik nu over muziek
in de Barok

Slide 54 - Mind map

Extra materiaal
de Barok
Wat is contrapunt?

Slide 55 - Slide

Extra materiaal
de Barok
Wie was Johan Sebastiaan Bach?

Slide 56 - Slide