CO1-HFST-1-HERHALING

1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Compañeros 1 hfst. 1 "Hola"
Aan het einde van deze les kan je:
  • de REGELS voor de Spaanse mannelijk en vrouwelijk zelfstandige naamwoorden herkennen en toepassen
  • de BEPAALDE LIDWOORDEN: EL, LOS, LA, LAS  gebruiken
  • de vormen van SER, en LLAMARSE gebruiken

Slide 2 - Slide


Zelfstandige naamwoorden eindigend op: 
  • ción, sión, dad, a 
zijn meestal VROUWELIJK. 

Slide 3 - Slide


Zelfstandige naamwoorden eindigend op: 
  • ma, o, r, l (medeklinkers) 
zijn meestal MANNELIJK. 

Slide 4 - Slide


Zelfstandige naamwoorden eindigend op: 
kunnen mannelijk of vrouwelijk zijn, bijv.  "la clase ",  "el coche"

Slide 5 - Slide


Beroepen eindigend op: 
kunnen mannelijk EN vrouwelijk zijn, bijv.  "el-la cantante ",  "el-la estudiante"

Slide 6 - Slide

UITZONDERINGEN
La flor - de bloem
el día  - de dag
la radio - de radio
la foto - de foto 
la mano - de hand 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

De vormen van SER (zijn)
Yo
soy 
eres
él, ella, usted
(dingen, dieren, plaatsen)
es

Slide 9 - Slide

De vormen van LLAMARSE (heten)
Yo
me llamo
te llamas
él, ella, usted
(dingen, dieren, plaatsen)
se llama

Slide 10 - Slide

Hoe vervoeg je Spaanse werkwoorden?
  • Leer de vormen van het werkwoord uit je hoofd
  • Onderstreep het onderwerp van de zin
  • Is het een "jij" (tú), "hij" (él)...?
  • Welke vorm past erbij?
  • Vul de juiste vorm in

Mi profesora de español  (ser) .... de México. 
El ajolote  (llamarse) ... Juan. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Vul het juiste bepaald lidwoord in:
... universidad

A
la
B
las
C
el
D
los

Slide 15 - Quiz

... chicos

A
la
B
las
C
el
D
los

Slide 16 - Quiz

... problema

A
la
B
las
C
el
D
los

Slide 17 - Quiz

... día


A
la
B
las
C
el
D
los

Slide 18 - Quiz

Verbind met elkaar
ik
hij

zij

u

jij
yo
usted
ella
él

Slide 19 - Drag question

Vul de juiste vorm van SER in:
Mi padre ... profesor.
A
soy
B
No sé, Ik weet het niet.
C
estoy
D
es

Slide 20 - Quiz

Y tú ¿... holandés?

A
eres
B
son
C
soy
D
es

Slide 21 - Quiz

María ... simpática.
A
soy
B
eres
C
es
D
está

Slide 22 - Quiz

Yo ... estudiante.
A
soy
B
eres
C
es
D
somos

Slide 23 - Quiz

Vul de juiste vorm van LLAMARSE in.
Y tú, ¿cómo ... ?

A
me llamo
B
te llamas
C
se llama
D
nos llamamos

Slide 24 - Quiz

Yo ... Juan Ajolote.
A
me llamas
B
me llamo
C
se llamo
D
se llama

Slide 25 - Quiz

Mi gato ... Bruno.
A
me llamo
B
te llamas
C
se llama
D
Ik heb geen kat.

Slide 26 - Quiz

Ella ... Laura.
A
me llamo
B
te llamas
C
se llama
D
nos llamamos

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide