This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Toets H3 Licht
BASIS-3
Slide 1 - Slide
Met drie kleuren kun je alle kleuren van de regenboog maken
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quiz
De meeste kleurenblinden kunnen geen rood en groen onderscheiden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Onder een gekleurde lamp kunnen gekleurde voorwerpen zwart lijken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Hoe zie je het licht van de zon?
A
Oranje licht
B
Rood licht
C
Wit licht
D
Geel licht
Slide 5 - Quiz
Alle kleuren die een lichtbron uitstraalt noemt men ook wel een ..?
A
Bron - spectrum
B
Regenboog kleuren
C
Spectra
D
Kleuren-spectrum
Slide 6 - Quiz
Wanneer zie je een voorwerp?
A
Als er licht opvalt.
B
Als er licht opvalt en dat voorwerp weerkaatst licht.
C
Als er licht opvalt dat wordt weerkaatst naar je oog
D
Altijd.
Slide 7 - Quiz
Een directe lichtbron
A
Een voorwerp dat licht weerkaatst
B
een polarisatie filter
C
Een voorwerp dat zelf licht uitzend
D
een stukje hol of bol geslepen glas
Slide 8 - Quiz
Kijk naar figuur 2. Dit is een voorbeeld van …
A
absorptie.
B
diffuse terugkaatsing
C
een directe lichtbron.
D
spiegelende terugkaatsing.
Slide 9 - Quiz
Wanneer je met een spectroscoop naar een lichtbron kijkt dan zie je
A
welke kleuren licht er wordt uitgezonden
B
een volledig spectrum
C
licht van een natriumlamp
D
licht van een halogeenlamp
Slide 10 - Quiz
bij zonlicht zie je
A
zuiver rood licht
B
enkele spectraal kleuren
C
alleen zuiver geel licht
D
het hele spectrum
Slide 11 - Quiz
Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen
Slide 12 - Quiz
Wat is constant in het oog
A
brandpuntafstand
B
beeldafstand
C
voorwerpafstand
Slide 13 - Quiz
De Nederlandse lijkt bij een bepaalde kleur licht een beetje op de Duitse vlag (zwart, rood en geel).
Met welke kleur licht moet je de Nederlandse vlag dan beschijnen om dat effect te krijgen?
A
blauw
B
geel
C
rood
Slide 14 - Quiz
Welke is een natuurlijke lichtbron
A
Lamp
B
de maan
C
Stoplicht
D
Bliksem
Slide 15 - Quiz
Je ligt op het strand. Waar wordt je bruin van?
A
alleen ultraviolet licht
B
alleen infrarood licht
C
zowel infrarood als ultraviolet licht
D
licht van alle kleuren
Slide 16 - Quiz
Dit wordt gebruikt in een bewegingssensor van een buitenlamp
A
alleen ultraviolet licht
B
alleen infrarood licht
C
zowel infrarood als ultraviolet licht
D
een black light
Slide 17 - Quiz
Bij de kassa wordt vals geld ontdekt met
A
alleen ultraviolet licht
B
alleen infrarood licht
C
zowel infrarood als ultraviolet licht
D
paars licht
Slide 18 - Quiz
Geven wij mensen ook licht?
A
Ja, Zichtbaar licht
B
Ja, Infrarood licht
C
Ja, Ultraviolet licht
D
Nee
Slide 19 - Quiz
Ziektekiemen en schimmels in vijverwater worden gedood met
A
alleen ultraviolet licht
B
alleen infrarood licht
C
zowel infrarood als ultraviolet licht
D
kan niet met licht
Slide 20 - Quiz
De afstandsbediening voor de TV maakt gebruik van ...
A
ultrasoon geluid
B
ultraviolet licht
C
Rontgenstraling
D
infrarood licht
Slide 21 - Quiz
De politiehelikopter
A
UV camera verraad de boef
B
zwart-wit fotocamera maakt de boef duidelijk zichtbaar
C
Infraroodcamera maakt de boef duidelijk zichtbaar
D
Blacklight-camera maakt de boef duidelijk zichtbaar
Slide 22 - Quiz
Sleep het juiste woord naar de juiste plaats:
De afstand van tot de spiegel is gelijk aan de afstand van het origineel tot de spiegel.
De lichtstraal van het origineel naar je oog loopt via het punt waar de zichtlijn raakt.
de spiegel
het spiegelbeeld
het origineel
de zichtlijn
de lichtstraal
Slide 23 - Drag question
Joep zet de gele bal dichter bij de lamp. Wat gebeurt er met de schaduw op het scherm?
A
De schaduw blijft evengroot
B
De schaduw wordt groter
C
De schaduw wordt kleiner
Slide 24 - Quiz
De lichtbundel is ...
A
Divergent
B
Convergent
C
Evenwijdig
Slide 25 - Quiz
Wat voor soort lens is dit?
A
Holle lens
B
Bolle lens
Slide 26 - Quiz
Hiernaast zie een lichtbundel dat op een doosje valt. Welke lens moet je in het doosje plaatsen om de lichtbundel na het doosje evenwijdig te maken.
A
Holle lens
B
Bolle lens
Slide 27 - Quiz
Welke primaire kleuren licht heb je nodig om geel licht te maken
A
rood en groen
B
blauw en groen
C
Blauw en rood
D
geen van bovengenoemde
Slide 28 - Quiz
Welke primaire kleur zie je niet in een stoplicht
A
Blauw
B
Geel
C
Groen
D
Rood
Slide 29 - Quiz
Kleur zien
Slide 30 - Slide
Welke lichtbron is juist getekend?
A
A
B
B
C
C
Slide 31 - Quiz
Een spiegelbeeld is evengroot als het origineel.
A
juist
B
onjuist
Slide 32 - Quiz
Bij spiegelende weerkaatsing weerkaatst het licht in alle richtingen.
A
juist
B
onjuist
Slide 33 - Quiz
Welke afbeelding van het spiegelbeeld is goed getekend?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 34 - Quiz
Meneer Lukkiens trui is geel. Er schijnt blauw licht op. Welke kleur zie je de trui dan?
A
Zwart
B
Geel
C
Groen
D
Blauw
Slide 35 - Quiz
Is dit oog bijziend of verziend?
A
Bijziend
B
Verziend
Slide 36 - Quiz
Wat voor een bril heb je nodig als je verziend bent?
A
Een leesbril
B
Een bril met een positieve lens
C
Een bril met een negatieve lens
Slide 37 - Quiz
Sleep de juiste namen naar de juiste plaatsen van het oog.
iris
pupil
hoornvlies
lens
netvlies
oogzenuw
Slide 38 - Drag question
In figuur 4 is een reëel beeld gemaakt met een positieve lens. Welke twee lichtstralen zijn geen constructiestralen?
A
Lichtstraal 1
B
Lichtstraal 2
C
Lichtstraal 3
D
Lichtstraal 4
Slide 39 - Quiz
Bijziend Verziend
veraf goed zien
beeld achter het netvlies
dichtbij goed zien
beeld valt voor het netvlies
hole lens nodig
bolle lens nodig
Slide 40 - Drag question
leg uit wat accomoderen met het oog betekend
Slide 41 - Open question
Een lichtstraal kaatst terug van een vlakke spiegel. Welke bewering over de hoek van inval is waar?
A
De hoek van inval is kleiner dan de hoek van terugkaatsing.
B
De hoek van inval is even groot als de hoek van terugkaatsing.
C
De hoek van inval is groter dan de hoek van terugkaatsing.
D
De hoek van inval is altijd 45 graden.
Slide 42 - Quiz
Je tekent een spiegel met een invallende lichtstraal, een normaal en een teruggekaatste lichtstraal. Welke bewering over de invallende lichtstraal is waar?
A
De invallende lichtstraal begint bij de spiegel.
B
De invallende lichtstraal eindigt op de spiegel.
C
De invallende lichtstraal staat loodrecht op de normaal.
D
De invallende lichtstraal staat loodrecht op de spiegel.
Slide 43 - Quiz
Welke bewering over een prisma is waar?
A
Een prisma wordt ook wel een spectrum genoemd.
B
Een prisma splitst het zonlicht in verschillende kleuren.
C
Een prisma voegt gekleurd licht samen tot wit licht.
D
Een prisma werkt op zonne-energie.
Slide 44 - Quiz
Je draagt een blauw shirt met witte letters erop. Hoe zien het shirt en de letters eruit als er groen licht op schijnt?
A
Het shirt blijft blauw en de letters worden groen.
B
Het shirt blijft blauw en de letters worden grijs/zwart.
C
Het shirt wordt grijs/zwart en de letters worden groen.
D
Het shirt en de letters worden grijs/zwart.
Slide 45 - Quiz
TekstMet een prisma maak je een spectrum van wit licht. Welke kleuren komen in dit spectrum voor (op volgorde)?
rood
oranje
geel
groen
blauw
indigo
violet
Slide 46 - Drag question
Wat is een bolle lens?
A
Een negatieve lens die in het midden dikker is dan aan de randen.
B
Een negatieve lens die in het midden dunner is dan aan de randen.
C
Een positieve lens die in het midden dikker is dan aan de randen.
D
Een positieve lens die in het midden dunner is dan aan de randen.
Slide 47 - Quiz
Welke lens in figuur 1 is de sterkste lens?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 48 - Quiz
Bij welke lens uit figuur 1 is de brandpuntsafstand het grootst?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 49 - Quiz
Een lichtstraal loopt evenwijdig aan de hoofdas en wordt gebroken door een bolle lens. Wat gebeurt er na breking met de lichtstraal?
A
Na breking gaat de lichtstraal door het brandpunt.
B
Na breking gaat de lichtstraal door het midden van de lens.
C
Na breking gaat de lichtstraal evenwijdig aan de hoofdas verder.
Slide 50 - Quiz
Een lichtstraal wordt teruggekaatst door een spiegel. In figuur 3 zijn vier hoeken genummerd. Welke hoek in figuur 3 is de hoek van terugkaatsing?