Betrekkelijk voornaamwoord 2havo

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

10 min tijd om te praten over de vakantie!

Planning van vandaag

- Herhaling

- Uitleg betrekkelijk voornaamwoord

- Zelfstandig werken

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Is het dat meisje nog gelukt de toets in te halen?

1. het
2. dat
3. gelukt
4. in

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Rex vraagt aan Roos wat zij vandaag gedaan heeft.

1. vraagt
2. aan
3. wat
4. heeft

Wat is een onbepaald rangtelwoord?

1. vijftien
2. vijftiende
3. middelste
4. enkele

Wat is het voegwoord in de volgende zin:
Toen Ria naar huis fietste, was het al donker.

1. Toen
2. fietste
3. was
4. al

Welk woord is een koppelwerkwoord?

1. mag
2. loopt
3. strijken
4. is

Wat is het zww in de volgende zin:
Toen het buiten regende, kon Remco niet genieten van zijn tuin.

1. regende, kon
2. kon, genieten
3. kon
4. regende, genieten

Wat is een bijv.bep in deze zin:
In de zeer grote woestijn staan enorme piramides.

1. zeer grote
2. staan
3. enorme
4. zeer grote, enorme

Betrekkelijk voornaamwoord

Afkorting = betr.vnw

Er zijn er 4: die, dat, wie wat

Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst terug naar een kern, hier ook wel het antecedent genoemd.

Bijvoorbeeld: Er is niets wat ik niet durf.

Betrekkelijk voornaamwoord

Een bijvoeglijke bijzin begint vaak met een betrekkelijk voornaamwoord.

Let op! Waarvan, waarover, waarmee etc. zijn bijwoorden, geen betrekkelijk voornaamwoorden.

Woorden als door wie, van wie, voor wie zijn wél betrekkelijk voornaamwoorden.

Wat is geen betrekkelijk voornaamwoord?

1. Die
2. Deze
3. Wie
4. Wat

Wat is het betr.vnw in deze zin:
Met de jongen die daar op het bankje zit, heeft mijn zus verkering gehad.

1. met
2. daar
3. op
4. die

Wat is het betr.vnw in deze zin:
Hij is de politicus op wie ik ga stemmen.

1. is
2. politicus
3. wie
4. op

Aan de slag

Huiswerk:

Cursus 5 grammatica

§14 betrekkelijk voornaamwoord

Opdracht 1, 2 en 4

Online of in je boek op blz. 232, 233