Taal 09-05

Lichtpuntjes
Woordenschat oefenen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lichtpuntjes
Woordenschat oefenen

Slide 1 - Slide

Licht

Slide 2 - Mind map

Aansluiten
A
In de rij gaan staan
B
Koppelen, in contact brengen
C
Kapot gaan

Slide 3 - Quiz

Dimmen/dempen
A
Minder fel laten schijnen
B
Omlaag drukken
C
In iemands ogen schijnen

Slide 4 - Quiz

De fitting
A
Waarmee iets aan elkaar wordt bevestigd
B
Hoe iets in elkaar zit
C
Fel gekleurd licht

Slide 5 - Quiz

Flakkeren
A
Op en neer bewegen
B
Zachtjes branden/flikkeren
C
Terugkaatsen

Slide 6 - Quiz

fluorescerend
A
Licht uitstralen dat eerder opgezogen is
B
Fel gekleurd licht
C
Uitzetten

Slide 7 - Quiz

Infrarood
A
Paars licht
B
Licht wat je kunt zien maar niet kunt voelen
C
Licht wat je niet kunt zien maar wel voelen, warmte

Slide 8 - Quiz

Kunstmatig
A
Door de natuur gemaakt
B
Door de mens gemaakt
C
Van kunststof

Slide 9 - Quiz

De levensduur
A
Hoelang iets mee gaat
B
Hoe snel iets kapot gaat
C
Weerkaatsing

Slide 10 - Quiz

De lichtbron
A
In iemand zijn ogen schijnen
B
Object dat licht geeft
C
Wat je niet kunt zien

Slide 11 - Quiz

Natuurlijk
A
Door de natuur
B
Door de mens
C
Van kunststof

Slide 12 - Quiz

Het neonlicht
A
Iemand verblinden
B
Licht wat je niet ziet
C
Fel licht uit gekleurde buizen

Slide 13 - Quiz

Het principe
A
Iets dat zich voort doet
B
Als iets niet lang mee gaat
C
De manier waarop iets werkt of in elkaar zit

Slide 14 - Quiz

De reflector
A
Een object dat straling reflecteert/weerkaatst
B
Licht wat je niet kunt zien maar wel kunt voelen
C
Koppelen, in contact brengen

Slide 15 - Quiz

Het schijnsel
A
Fel gekleurd licht
B
Zacht licht
C
Licht dat heel erg flikkert

Slide 16 - Quiz

Sfeervol
A
Koud licht
B
Aangenaam, gezellig
C
Teruggekaatst licht

Slide 17 - Quiz

Sneuvelen
A
Kapot gaan
B
Koppelen, in contact brengen
C
Flikkeren

Slide 18 - Quiz

Ultraviolet
A
Teruggekaatst licht
B
Iets wat zich voort doet
C
Licht wat je kunt zien en kunt voelen, Uv-licht

Slide 19 - Quiz

Verblinden
A
Licht in iemands ogen schijnen waardoor je niks meer kunt zien
B
Minder fel laten schijnen
C
De manier waarop iets in elkaar zit

Slide 20 - Quiz

Het verschijnsel
A
Hoelang iets mee gaat
B
Iets dat zich voort doet
C
Door de natuur

Slide 21 - Quiz

Het weerlicht
A
Het fel gekleurde licht
B
Het warme licht
C
Het felle licht wat je ziet tijdens onweer

Slide 22 - Quiz

Zoek de betekenis van de woorden op die je fout had

Schrijf dit op je blaadje!

Klaar = inleveren op de kleine tafel :)


Slide 23 - Slide