Hoofdstuk 1 De balans opmaken

Hoofdstuk 1. De balans opmaken
  • de balans opmaken (=kijken hoe iets verlopen is; nagaan of je ergens voordeel of nadeel van hebt gehad)
  • mobieltje
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 1. De balans opmaken
  • de balans opmaken (=kijken hoe iets verlopen is; nagaan of je ergens voordeel of nadeel van hebt gehad)
  • mobieltje

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

de balans
Je wilt als ondernemer regelmatig een beeld hebben van je bezittingen en hoe je er aan bent gekomen:
  • heb je zelf het geld verstrekt? --> Eigen vermogen
  • hebben anderen daarvoor het geld verstrekt? --> schulden

Het overzicht waarop de bezittingen, het eigen vermogen en de schulden van een onderneming staan noem je een balans.

Slide 3 - Slide

de balans 

Slide 4 - Slide

credit
eigen
vermogen
schulden
bezittingen
Debet

Slide 5 - Drag question

Piet Avontuur
Praktijkvoorbeeld 1 (1 t/m5)

  • hypothecaire lening (hypotheek):
  •                 een lening met een gebouw als onderpand
  • inventaris:
  •                  inrichting van een zaak (toonbank, kassa, winkelrekken
  • crediteuren:
  •                 schulden aan leveranciers

Slide 6 - Slide

activa en passiva
  • Activa: de hulpmiddelen van een onderneming (pand, vervoer, inventaris
  • Passiva: de schulden en het eigen vermogen. Hoe de onderneming aan het geld is gekomen om haar bezittingen (activa) te betalen.

Slide 7 - Slide

samenvattend
Met het eigen vermogen en de schulden kun je niets betalen. Hiermee is al van alles aangeschaft. Wel kun je betalen met geld wat in de kas(sa) zit of op de bank staat. De bedragen op de bank en de kas samen heten liquide middelen.
In plaats van schulden spreek je ook wel van vreemd vermogen. Zo wordt het een tegenhanger van het eigen vermogen.

Dus schulden --> vreemd vermogen

Slide 8 - Slide

een bestaande
onderneming


voorbeeld pagina 22
inventarislijst
Debiteuren: vorderingen op klanten waar jij spullen aan hebt verkocht.
Een bankrekening waar je rood op mag staan. Je kunt hier dus een tegoed op hebben of een schuld.

Slide 9 - Slide

Liquiditeitsbalans voorbeeld pag 24
looptijd korter dan één jaar. bijvoorbeeld rekening courantkrediet of crediteuren.
Voor een periode langer dan één jaar. Zoals bijvoorbeeld een hypotheek.
Heeft de ondernemer zelf in de onderneming gestoken en blijft ook in de onderneming. Je noemt het daarom ook wel permanent vermogen.
gaan één productieproces mee: debiteuren, voorraad goederen, bank en kas.
gaan langer mee dan één productieproces bijvoorbeeld een auto, machine, gebouw enz.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Dit vond ik van de les van vandaag:
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll