Boekhouden

Herhaling De Balans 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BedrijfsadministratieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling De Balans 

Slide 1 - Slide

Is de balans altijd in evenwicht?

A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

De balans heeft altijd twee kanten:



De linkerkant wordt ook wel activa en debet kant genoemd.

Hier staan alle bezittingen  
De rechterkant wordt ook wel passiva en credit kant genoemd.

Hier staan alle schulden en het eigen vermogen  

Slide 3 - Slide

Balans 

‘’ Een overzicht van de bezittingen, schulden en eigen vermogen van een onderneming op een bepaald moment’’



 

Slide 4 - Slide

Volgorde van de balans

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Een rekening van schuld open je in het grootboek
A
debet
B
credit
C
niet

Slide 7 - Quiz

Een rekening van bezit open je in het grootboek
A
debet
B
credit
C
niet

Slide 8 - Quiz

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Aandelen
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)

Slide 9 - Drag question

Balans
Winst en verliesrekening
Huurkosten 
Voorraad goederen 
Kas
ING-bank
Inkoopwaarde verkopen 
Gebouwen

Slide 10 - Drag question

Aan welke zijde van de balans komen bezittingen te staan?
A
Debet
B
Crediteuren
C
Debiteuren
D
Credit

Slide 11 - Quiz

Aan welke zijde van de balans komen de schulden te staan?
A
Debet
B
Passiva
C
Activa
D
Credit

Slide 12 - Quiz

Bij een betaling per bank van een leverancier veranderen de volgende balansrekeningen:
A
Debiteuren en Bank
B
Debiteuren en Crediteuren
C
Crediteuren en Bank
D
Kas en Crediteuren

Slide 13 - Quiz

Een financieel feit is
A
gebeurtenis waarbij geld wordt uitgegeven
B
gebeurtenis die leidt tot veranderingen in de samenstelling van de balans
C
een feit waarbij iets gebeurt met de financiën
D
een verandering alleen in het eigen vermogen

Slide 14 - Quiz

Grootboekrekeningen zijn
A
bankrekeningen
B
berekeningen
C
balansposten
D
spaarsaldo's

Slide 15 - Quiz

Bij een bank betaling aan een leverancier, veranderen
A
bank en debiteuren
B
eigen vermogen en bank
C
bank en crediteuren
D
voorraad goederen en bank

Slide 16 - Quiz

Bij een bank ontvangst van een debiteur veranderen
A
bank en debiteuren
B
kas en eigen vermogen
C
bank en crediteuren
D
bank en voorraad goederen

Slide 17 - Quiz

Inkoopfactuur
Bij een inkoopfactuur veranderen:
1 voorraad goederen, want je voorraad neemt toe bij een inkoop
2 crediteuren, want je schuld neemt toe als je op rekening inkoopt bij de groothandel (leverancier)

Slide 18 - Slide

Verkoopfactuur
Bij een verkoopfactuur veranderen
1 voorraad goederen, want je voorraad vermindert in je magazijn
2 debiteuren, want je van je klanten ontvang je het geld later
3 Hulp rekeningen eigen vermogen, IWO voor de inkoopprijs en de omzet voor de verkoopprijs

Slide 19 - Slide

Als de onderneming de ingekochte goederen via de bank betaalt dan...
A
Neemt de crediteuren toe
B
Neemt de crediteuren af
C
Neemt de debiteuren toe
D
Neemt de debiteuren af

Slide 20 - Quiz

Sleep de juiste naam naar de juiste factuur (je werkt voor Hands on trends)
Inkoopfactuur 
Verkoopfactuur

Slide 21 - Drag question