Both, every, all, no

1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Recap!

Slide 2 - Slide

Articles
1. Wat zijn 'articles'?
2. Wat is het verschil tussen de drie articles?
3. Wanneer vul je niets in?

Slide 3 - Slide

Past tenses
1. Over welke drie tijden hebben we het gehad?
2. Hoe werken deze tijden (vorm en gebruik)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Go to page 75 please

Slide 6 - Slide

Both, all, every and no
Je gebruikt al deze woorden om uit te leggen hoeveel er van iets is. Je zet ze voor het woord waar het iets over zegt:

All students have to make their homework

Slide 7 - Slide

Both
Je gebruikt 'both' (beide) wanneer er twee van iets is:

Both my sisters have moved abroad
I helped both hikers to find their way

Slide 8 - Slide

Every
Je gebruikt 'every' (elk/elke) om te praten over meer dan drie mensen, dieren of dingen. Na 'every' gebruik je altijd een woord in het enkelvoud:

Eva signs up for the tournament every year

Slide 9 - Slide

All
Je gebruikt 'all' (alle) als je het hebt over een hele groep. Na all gebruik je altijd het meervoud:

All students brought their homework to class.

Slide 10 - Slide

No
Je gebruik 'no' (geen) wanneer je wil duiden op niets. 

There are no eggs in the fridge
No mountain is easy to climb

Slide 11 - Slide

Every vs all
Je gebruikt 'every' wanneer je elk individu van een groep wilt benadrukken, je gebruikt 'all' wanneer je echt de hele groep bedoeld.

I like every person here
I like them all


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Work!
Do exercise 30 on p.75

timer
1:00

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide