Formules Hoofdstuk 3 P5 M4

Hoofdstuk 3 Economie
Klas 4 Mavo
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3 Economie
Klas 4 Mavo

Slide 1 - Slide

1. De nieuw auto kost nu € 40.000, maar over 5 jaar
€ 50.000 (inflatie en nieuwe materialen)
De oude inruilauto € 5.000
Bereken de afschrijving per jaar
A
€ 7.000
B
€ 9.000
C
€ 10.000
D
€ 5.000

Slide 2 - Quiz

2. Wat is juist ?
A
bruto winst -kosten = inkoop
B
netto winst + kosten = bruto winst
C
omzet-kosten = bruto winst
D
inkoop-bruto winst = netto winst

Slide 3 - Quiz

3. Bereken de Netto winst.
Afzet 30 stuks Kosten € 175
Verkooprijs € 50 Inkoopprijs € 40

Slide 4 - Open question

4. Bereken de Netto resultaat.
Afzet 30 stuks Kosten € 375
Verkooprijs € 50 Inkoopprijs € 40

Slide 5 - Open question

5. Welke stelling is onjuist ?
A
omzet = verkoopprijs *afzet
B
afzet is aantal verkochte producten
C
omzet= inkoopprijs * afzet
D
brutowinst-kosten = netto winst

Slide 6 - Quiz

6. Hoe bereken je de brutowinst?
A
Omzet - Kosten
B
Omzet - de inkoop
C
Omzet - afzet
D
Omzet - de verkoop

Slide 7 - Quiz

7. Hoe bereken je de afschrijving?

Slide 8 - Open question

8. Wat is de brutowinst marge ?
A
Het verschil tussen inkoopprijs en brutowinst
B
Brutowinst gedeeld door inkoopprijs
C
Bruto winst gedeeld door omzet
D
winst - kosten

Slide 9 - Quiz


Omzet
Afzet
9.
=
Verkoopprijs
X

Slide 10 - Drag question

3. omzet : afzet
10. Wat hoort bij elkaar:
1. afzet × prijs =
2. omzet : prijs
prijs
afzet
omzet

Slide 11 - Drag question

Evenwichtsprijs
Evenwichtshoeveelheid
Evenwichtspunt

Slide 12 - Slide

11. Wat is de omzet bij de evenwichtsprijs ?
A
30
B
600
C
30 x 600
D
10 x 700

Slide 13 - Quiz

Van inkoopprijs tot consumentenprijs

Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs


verkoopprijs + btw

= consumentenprijs

Slide 14 - Slide

12. Bereken de consumentenprijs. Inkoopprijs € 500 BTW is 21% brutowinstmarge 10%

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Video


Tot welke marktvorm behoren spijkerbroeken?
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Volkomen concurrentie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 17 - Quiz


Tot welke marktvorm behoren frisdrankfabrikanten?
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Volkomen concurrentie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 18 - Quiz

In welk marktvorm functioneert Transavia
A
Monopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Markt van volkomen concurrentie
D
Oligopolie

Slide 19 - Quiz

Welke marktvorm hoort bij Netflix?
A
Oligopolie
B
Monopolie
C
Volkomen concurrentie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 20 - Quiz

Wat voor een marktvorm vormen de terrasjes in Maastricht?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolie
C
Oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 21 - Quiz