Regel 1: Bij ik schrijf je de ik-vorm.
Regel 2: Bij jij, u/hij/zij/het schrijf je de ik-vorm +t.
Regel 3: Als je ik-vorm eindigt op -t, dan schrijf je geen extra t.
Regel 4: Als je of jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm.
Regel 5: Bij het meervoud schrijf je het hele werkwoord.