• uitleggen dat de oudedagsvoorzieningen uit drie onderdelen bestaat: AOW, (bedrijfs)pensioen en eigen middelen.
• berekeningen uitvoeren met de hoogte van de AOW-uitkering.
• het verschil uitleggen tussen de begrippen waardevast en welvaartsvast en er berekeningen mee uitvoeren.
• het verschil uitleggen tussen een kapitaaldekkingsstelsel en een omslagstelsel.
• dilemma’s beschrijven bij de keuze tussen pensioenvoorzieningen op basis van het omslagstelsel en het kapitaaldekkingsstelsel.
• kunnen uitleggen dat er bij het opbouwen van een (bedrijfs)pensioen sprake is van ruilen over de tijd.