3TB - Lezen

Hoofdstuk 4
Lezen

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 4
Lezen

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we 
vandaag doen?
  • Uitleg over verbanden en signaalwoorden

  • Aan de slag met een 'gatentekst'

  • De gatentekst nakijken;

  • De les afsluiten

Slide 2 - Slide

De vorige les:
Hebben we verbanden en signaalwoorden herhaald d.m.v. een quiz

Heb je uitleg gekregen over het Anne Frank Project

Slide 3 - Slide

Dit kan/ken ik aan het einde van deze les:
  • Ken je de drie soorten tekstverbanden;


Slide 4 - Slide

Een signaal
Stel je voor: Je ligt op bed, en je lampen zijn uit. Je smartphone ligt op je nachtkastje. Je scherm geeft licht, en je krijgt een melding dat je een bericht hebt binnen gekregen op 'Whatsapp'. 

Met andere woorden:
Je telefoon geeft een signaal. Namelijk dat je een appje hebt ontvangen

Slide 5 - Slide

Een signaal
Stel je voor: Je hebt rijles, en je rij-instructeur vraagt je een straat in te rijden. Je ziet het onderstaande verkeersbord.

Slide 6 - Slide

Dit zijn signaalwoorden
Net zoals een telefoon je een signaal stuurt, en verkeersborden iets vertellen over de verkeerssituatie hebben we woorden die ons iets vertellen over een tekst. 

Deze woorden heten 'signaalwoorden'.

Slide 7 - Slide

Dit zijn signaalwoorden
Er zijn verschillende soorten signaalwoorden:

We hebben signaalwoorden die ons iets vertellen over tijd; 

We kennen ook de oorzaak-gevolg signaalwoorden;

En tot slot hebben we de voorwaarde.

Slide 8 - Slide

Dit zijn signaalwoorden
Tijdsvolgorde:
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds.

Slide 9 - Slide

Dit zijn signaalwoorden
Tijdsvolgorde:
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds.

Bedenk een zin met een tijdsvolgorde.

Slide 10 - Slide

Dit zijn signaalwoorden
Oorzaak-gevolg
Daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van.

Bijvoorbeeld:
Doordat Fabian honger had, ging hij een kroket kopen, zodat zijn honger was gestild.

Bedenk een zin met een oorzaak-gevolg.

Slide 11 - Slide

Dit zijn signaalwoorden
Oorzaak-gevolg
Daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van.

Bedenk een zin met een oorzaak-gevolg signaalwoord. 

Slide 12 - Slide

Dit zijn signaalwoorden
Voorwaarde
Als ..., (dan), indien, tenzij, mits

Als je een vraag hebt, dan steek je je vinger op.

Slide 13 - Slide

Dit zijn signaalwoorden
Voorwaarde
Als ..., (dan), indien, tenzij, mits

Als je een vraag hebt, dan steek je je vinger op.

Maak een zin met het signaalwoord van een voorwaarde. 

Slide 14 - Slide

Aan de slag met:
  • de 'gatentekst'

Hoe? Per stencil, in tweetallen.

Vragen:
Ik loop door het lokaal om je vraag te beantwoorden. Ik kom vanzelf bij je 
langs.

Wat te doen als je klaar bent:
  • H4 Lezen opdracht: 1, 2
  • Bekijken beoordeling presenteren


Voor hoe lang?




Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



timer
1:00

Slide 15 - Slide

Na vandaag:
  • Ken je drie nieuwe soorten tekstverbanden en de bijbehorende signaalwoorden
  • Heb je een gatentekst gemaakt,
  • En nagekeken.

Slide 16 - Slide

Na vandaag:
  • Wie weet nog welke tekstverbanden we vandaag hebben behandeld?
  • Wie kan de daarbij behorende signaalwoorden benoemen?

Slide 17 - Slide

De volgende les:
Gaan we aan de slag met hoofdstuk 5 Lezen.

Slide 18 - Slide