Fragment: Tristia IV.61-68
Heel veel heb ik geschreven en wat slecht was naar mijn oordeel
deed ik mijn haard cadeau als leesstof voor het vuur.
Ook heb ik, toen ik werd verbannen, werk verbrand dat góed was,
verbitterd over mijn bestaan en poëzie.
Ik was nu eenmaal een gevoelsmens, prooi voor Amors pijlen
en opgewonden bij de kleinste kleinigheid
en toch, hoewel 'k zo was, en bij het minste vuur in brand stond,
gaf mijn gedrag nooit verder stof tot roddelpraat.