donderdag 28 maart ISK 9

• NT2
• Middelbare school
• ISK
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

3. Op je tafel:

Pen

Schrift

Laptop 

1. Telefoon in de tas

2. Ga zitten

1. Wie is aanwezig?

2. Wie heeft oortjes mee?

3. Is je laptop opgeladen?

              sport en hobby

Taal Compleet

Zelfstandig werken:

1.4

1.5

1.6

1.7

1.8

1.9

1.10

en verder

Samenwerken:

1.11 huis, neus, touw, auto

1.12 ik ben, jij bent, hij is, wij zijn

1.13 Waar kom je vandaan?

1.14 Wie? Wat? Waar?

1.15 Ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben.

1.11

huis, neus, touw

samen:

74 - werkblad 1.11c -

75 - 76 - 77 - 78

2-tallen:

79 - 80

Welke klank hoor je? 👂

1. ui
2. oe
3. eu
4. au/ou

Welke klank hoor je? 👂

1. ui
2. oe
3. eu
4. au/ou

Welke klank hoor je? 👂

1. ui
2. oe
3. eu
4. au/ou

Welke klank hoor je? 👂

1. ui
2. oe
3. eu
4. au/ou

Welke klank hoor je? 👂

1. ui
2. oe
3. eu
4. au/ou

Samenwerken:

1.11 huis, neus, touw, auto

1.12 ik ben, jij bent, hij is, wij zijn

1.13 Waar kom je vandaan?

1.14 Wie? Wat? Waar?

1.15 Ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben.

werkwoord zijn

dobbelen 

1 = ik

2 = jij

3 = hij

4 = wij

5 = jullie

6 = zij (2)

ik
jij
hij
wij
jullie
zij (2)

Samenwerken:

1.11 huis, neus, touw, auto

1.12 ik ben, jij bent, hij is, wij zijn

1.13 Waar kom je vandaan?

1.14 Wie? Wat? Waar?

1.15 Ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben.

1.13:                         86, 87

Waar kom jij vandaan?

Turkije

Eritrea

Syrië

OekraÏne

Somalië

Hoi, hoe heet jij?                     Ik heet...

Waar kom jij vandaan?          Ik kom uit...

Heb jij familie hier?                Ja, ik heb ...

                                                    Nee, ik heb geen ...

Samenwerken:

1.11 huis, neus, touw, auto

1.12 ik ben, jij bent, hij is, wij zijn

1.13 Waar kom je vandaan?

1.14 Wie? Wat? Waar?

1.15 Ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben.

1.14:                        97

....... woon jij?

1. Waar
2. Wat
3. Wie

....... is jouw naam?

1. Waar
2. Wat
3. Wie

....... kom jij vandaan?

1. Waar
2. Wat
3. Wie

....... heeft een broer?

1. Waar
2. Wat
3. Wie

....... doe jij vanmiddag?

1. Waar
2. Wat
3. Wie

....... ben jij?

1. Waar
2. Wat
3. Wie

Samenwerken:

1.11 huis, neus, touw, auto

1.12 ik ben, jij bent, hij is, wij zijn

1.13 Waar kom je vandaan?

1.14 Wie? Wat? Waar?

1.15 Ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben.

Taal Compleet

Zelfstandig werken:

1.7

1.8

1.9

1.10

1.11

1.12

1.13

1.14

1.15

 

Bingo met het alfabet.

Word document

Maak Word document van het alfabet.

Fijn Paasweekend.

https://schooltv.nl/video-item/chocolade-eieren-hoe-worden-ze-gemaakt/pasen-wat-vieren-we-met-pasen