Deelvraag: Hoe was de zorg voor armen, zieken en werklozen geregeld tot 1930?
1 / 13
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3
This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Deelvraag: Hoe was de zorg voor armen, zieken en werklozen geregeld tot 1930?
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen op welke manier de zorg voor armen, zieken en werklozen was geregeld tot ongeveer 1930
Slide 2 - Slide
Wonen in een krot
Doordat veel mensen naar de steden verhuisden, moesten er veel woningen bij komen.
De nieuwe arbeidswoningen werden snel en slecht gebouwd.
De staat van deze woningen was erg slecht: de huizen stonden dicht op elkaar en dicht bij de fabriek.
De woningen hadden bovendien vaak geen riolering, elektriciteit en waterleiding
Door de onhygiënische omstandigheden in de steden braken er vaak besmettelijke ziekten uit, zoals cholera
Slide 3 - Slide
In sommige delen van Noord- en Oost-Nederland
was het trouwens niet veel beter...
Een plaggenhut met heideplaggen bedekte hut. Ze waren te vinden in de armste gebieden van Nederland, vooral in Drenthe, Friesland en Overijssel en werden bewoond door de allerarmste arbeiders, vaak met grote gezinnen. Een plaggenhut was een eenvoudig bouwwerk, meestal gedeeltelijk uitgegraven en zonder zijmuren zodat het dak op grondhoogte begon. Het dak was bekleed met plaggen die uit het omliggende land werden gehaald.
Slide 4 - Slide
Noem 1 voorbeeld waaruit blijkt dat de woonomstandigheden van de arbeiders vaak zeer slecht waren.
Slide 5 - Open question
Arbeidsomstandigheden
Saai (door arbeidsdeling/lopende band).
Langewerkdagen (14 uur per dag).
Gevaarlijk.
Geen enkel recht, ook geen stakingsrecht.
Lage lonen (bij fouten: loon inhouden).
Slide 6 - Slide
Vul de ontbrekende woorden in.
In 1854 nam het parlement aan. Daarin stond dat voor de armen moesten zorgen. Alleen in uiterste nood moesten meehelpen. Maar in de jaren erna nam de armoede in Nederland toe. Daardoor konden de niet meer alle armen helpen. Gemeenten kregen dus een steeds
rol in het bestrijden van , terwijl dit juist niet de bedoeling was van deze wet.
liefdadigheidsinstellingen
gemeenten
grotere
kleinere
liefdadigheidsinstellingen
de armenwet
de armenwet
armoede
Slide 7 - Drag question
Wie verzorgde de liefdadigheid in Nederland rond 1850?
A
de gemeente en de kerk
B
de kerk en rijke burgers
C
familie en rijke burgers
D
rijke burgers en de gemeente
Slide 8 - Quiz
Welke begrippen passen bij de arbeidsomstandigheden van de fabrieksarbeiders rond 1870?
Slide 9 - Mind map
Wie helpt de arbeiders? (1)
Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's (een fittere arbeider werkt harder...)
Welke 'wapens' hebben de arbeiders?
Staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken, en dat was moeilijk vol te houden
Demonstreren: onvrede laten horen
Dus: Samenwerken in vakbonden
Slide 10 - Slide
Wie helpt de arbeiders? (2)
Doel van de vakbonden:
hogere lonen
betere werkomstandigheden
Ook de rijken zagen het probleem
Sociale kwestie: wat moet er gedaan worden aan de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders
Slide 11 - Slide
Wie helpt de arbeiders? (3)
Nederland kent drie grote politieke groepen: socialisten (links), confessionelen (midden) en liberalen (rechts)
Deze politieke groepen hebben allemaal een andere oplossing voor de Sociale Kwestie, maar ook allemaal eigen belangen