3tl De Brug ZELFST (2) Formuleren: Samengestelde zinnen en trappen van vergelijking.

Trappen van vergelijking
De Brug: Formuleren / samengestelde zinnen en trappen van vergelijkingen 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Trappen van vergelijking
De Brug: Formuleren / samengestelde zinnen en trappen van vergelijkingen 

Slide 1 - Slide

geef de trappen van vergelijking:
graag
A
graager, graagst
B
grager, graagst
C
liever, liefst
D
liever, graagst

Slide 2 - Quiz

Mijn broer is .... ik.
A
groter als
B
kleiner dan
C
intelligentst
D
het dikst

Slide 3 - Quiz

Hij keek bedroefder ..... de vele winnaars zouden doen.
A
dan
B
als

Slide 4 - Quiz

Ian was minstens net zo
druk ..... Sierd.
A
dan
B
als

Slide 5 - Quiz

Ik heb wel lekker meer
gewonnen ..... jullie!
A
dan
B
als

Slide 6 - Quiz

Je bent slimmer als/dan je denkt.

Slide 7 - Open question

Deze trui vind ik mooi/mooier als/dan die.

A
mooi/als
B
mooier/als
C
mooi/dan
D
mooier/dan

Slide 8 - Quiz

Boontjes vind ik net zo lekker/lekkerder als/dan doperwten.

A
lekker/als
B
lekker/dan
C
lekkerder/als
D
lekkerder/dan

Slide 9 - Quiz

Onze televisie is even groot/groter als/dan jullie televisie.

A
groot/als
B
groot/dan
C
groter/als
D
groter/dan

Slide 10 - Quiz

Mijn scooter rijdt snel/sneller als/dan die van jou.

A
snel/als
B
snel/dan
C
sneller/als
D
sneller/dan

Slide 11 - Quiz

groot is:
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 12 - Quiz

Mooist is:
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 13 - Quiz

Liever is:
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 14 - Quiz

Hieronder staan trappen van vergelijking. Vul elke trap van vergelijking aan.
1 … - bozer - …
2 goed - … - …


A
boos, boost, goeder, goedst
B
boos, boost, beste, best
C
boos, boost, beter, best
D
boos, boost, beter, goedst

Slide 15 - Quiz

Vandaag ben ik even slim als/ dan hem/ hij.
A
als en hem
B
als en hij
C
dan en hem
D
dan en hij

Slide 16 - Quiz

De gewone trappen van vergelijking
duur - duurder - het duurst
oud - ouder - het oudst

De bijzondere trappen van vergelijking
goed - beter - best
graag - liever - liefst
veel - meer - meest 
weinig - minder - minst

Slide 17 - Slide

Vergelijkende trap

liever
kwader

beter
minder
Overtreffende trap

het liefst
het kwaadst

het best
het minst
Stellende trap

lief
kwaad

goed
weinig

Slide 18 - Slide


De overtreffende trap van kort is
A
kort
B
korter
C
kortst

Slide 19 - Quiz


De stellende trap van geel is
A
geel
B
geler
C
geelst

Slide 20 - Quiz


De vergrotende trap van lang is
A
lang
B
langer
C
langst

Slide 21 - Quiz


De vergrotende trap van goed is
A
goed
B
goeder
C
beter
D
best

Slide 22 - Quiz


De overtreffende trap van weinig is
A
weinig
B
weiniger
C
weinigen
D
minst

Slide 23 - Quiz


De stellende trap van veel is
A
veel
B
meer
C
meest

Slide 24 - Quiz

Noteer de trappen van vergelijking van
veel (woord komma spatie woord)

Slide 25 - Open question

Zie bord

Slide 26 - Slide