les 1 t/m 4

1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lundi 5 septembre
- Je me présente en français

- Tu as bien écouté????              +

- Tu te présentes en français               



Slide 2 - Slide

1-
2-
3-
5-
4-
6-
8-
7-

Slide 3 - Slide

Manger et boire
Danser avec 
mes amies
La plage et l'océan
9-

Slide 4 - Slide

J'ai quel âge?
A
quarante ans
B
cinquante-cinq ans
C
quarantie-six ans
D
trente-six ans

Slide 5 - Quiz

Quelle est ma nationalité? (antwoord in het Nederlands)

Slide 6 - Open question

J'ai combien d'enfants?
A
3 garçons
B
2 garçons et 2 belles filles
C
2 garçons et 2 filles
D
4 filles

Slide 7 - Quiz

Quel sport je fais?
A
du foot
B
de la corde à sauter
C
de la natation
D
de l'équitation

Slide 8 - Quiz

Où je suis allée en vacances?
A
Aux Pays-Bas
B
En France
C
En Belgique
D
En Espagne

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Jeudi 8 septembre

- Parler ensemble de "la rentrée"

- Jouer à un bingo :"Activités de mes vacances"

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wat is la rentrée volgens jou?
(antwoord in het Nederlands)

Slide 13 - Open question

Mémorise!

la rentrée

combien

le jour

avant
Onthoud!

het begin v/h nwe schooljaar

hoeveel

de dag

voor

Slide 14 - Slide

Vous avez compris?
Bedenk voor jezelf het antwoord op de volgende vragen in 1 minuut:
1. Welke woorden heb je nog niet geleerd, maar begrijp je wel?
2. Waar gaat het over?
3. Weet je het antwoord op de vraag?

Slide 15 - Slide

Lire
Lees dit gedichtje.
1. Is dit een gedicht op rijm? Waarom denk je dat?
2. Waarom staan er plaatjes bij dit gedicht?
3. Kun je de tekst nu (bijna) vertalen zonder Google?

Slide 16 - Slide

Activité
Je gaat kijken en luisteren naar een liedje en daarna ga je 2 vragen beantwoorden:

1. Waar gaat het liedje over?
2. Hoe komt het dat je het in grote lijnen wel/niet begrijpt?

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Welke Franse woorden heb je gehoord/herkend? Probeer ze zo goed mogelijk te schrijven maar spelfouten maken (nu) niet uit!

Slide 19 - Mind map

Qu'est-ce que c'est: "La rentrée scolaire" en néerlandais?

Slide 20 - Open question

La fille veut (wilt): 'rester dans ma chambre.'
Wat wilt het meisje denk je? Vul je antwoord in het Nederlands.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Jeudi 15 septembre
- Jouer à un bingo :"Activités de mes vacances"   

But du bingo                  apprendre à parler au passé

Slide 23 - Slide

On va jouer à un jeu!

Commençons!

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Le but du loto | Het doel van de bingo
In het Frans iets vertellen over je vakantie.

Je gebruikt de werkwoorden uit de bingo. We vertellen in de verleden tijd, de vakantie is helaas af! Hoe doe je dit? 

  • Bij alle werkwoorden op [er] vervang je [er] door [é] en je zet er j'ai (= ik heb) voor! --> 
  •  Danser -> J'ai dansé
  • Maar....Let op!
  • aller -> je suis allé(e)
  • faire -> j'ai fait
  • lire -> j'ai lu



Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide



  • Hoe je heet;
  • Hoe oud je bent;
  • Waar je woont (plaats en land);
  • In welke klas je zit;
  • Of je broers of zussen hebt;
  • Wat je in de vakantie hebt gedaan.
  • Waar je op vakantie bent gegaan
Activité.... À toi de te présenter en français! 
Je vertelt in het Frans over jezelf, we willen je natuurlijk graag (beter) leren kennen. Wat bereid je voor:
Voor een goede online woordenboek klik hier

Slide 28 - Slide

Ta présentation
  • Duurt maximaal 2 minuten
  • Is helemaal in het Frans
  • De uitspraak klopt (5 punten)
  • Is uit het hoofd (vwo) / met een spiekbriefje met 5 Nederlandse steekwoorden (havo) / met 5 Franse steekwoorden (vmbo)
  • Wordt ondersteund door een product (digitaal of niet) (2 punten)
  • Voldoet aan de inhoudelijke eisen (2 punten)
  • Is een presentatie (interactie, begroeting en afsluiting)

Slide 29 - Slide

Parler de tes vacances
  • Begin je zin met "ik ben gegaan"
  • Zoek het land op in het Frans
  • Kijk of het land mannelijk (m = le), vrouwelijk (v = la) of meervoud (mv = les) is EN of het land begint met een klinker (l')
  • Bepaal nu welke voorzetsel voor het land komt in de zin: 
  • Je suis allé(e)
  • au (m)
  • en (v)
  • aux (mv)
  • à (stad / eiland)
Als je een zelfstandig naamwoord opzoekt in een woordenboek, kun je zien of het een mannelijk woord is (m) of vrouwelijk woord is (v)
Als het onderwerp vrouwelijk is (dus "je" = is een meisje/vrouw) dan komt er een extra "e" achter het voltooid deelwoord (gegaan)

Slide 30 - Slide

Parler de tes vacances
Om te vertellen wat je hebt gedaan in een periode wat in het verleden is neem je de volgende stappen: 

Kies een werkwoord (infinitef) om de activiteit te vertellen, bijvoorbeeld:
Regarder (Als je iets hebt gekeken)  --> Bij alle werkwoorden op [er] vervang je [er] door [é] en je zet er j'ai (= ik heb) voor! --> J'ai regardé
Of je kiest en ander werkwoord wat niet op "-er" eindigt en dan is het voltooid deelwoord steeds verschillend, bijvoorbeeld:  
aller -> je suis allé(e)                                                         
faire -> j'ai fait
lire -> j'ai lu

Slide 31 - Slide