This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom!
Slide 1 - Slide
Leerdoelen Uitleg
- Opbouw van een artikel
- Voorbereiden op het schrijven
- Start met schrijven van artikel
Slide 2 - Slide
Wat ga je leren?
Je kent de structuur van een artikel.
Je weet hoe je je kunt voorbereiden op het schrijven van een artikel.
Je kunt een artikel schrijven (met behulp van een tekst-schema).
Slide 3 - Slide
Wat weet je al?
Wat is de functie van een artikel?
Waar kun je artikelen lezen?
Heb je zelf onlangs een artikel gelezen?
Slide 4 - Slide
Opbouw van een artikel
1. Pakkende titel
2. Inleiding: hier introduceer je het onderwerp.
3. Kern: schrijf over elk deelonderwerp één alinea. Gebruik signaalwoorden.
4. Slot: hier geef je een conclusie of korte samenvatting.
5. Naam en klas
Slide 5 - Slide
Inleiding
Geef de aanleiding van het onderwerp - Waarom schrijf je dit artikel?
Leuk, kort verhaaltje over
het onderwerp
Een vraag of meerdere vragen
stellen die je in de tekst gaat
beantwoorden
Slide 6 - Slide
Kern
Deelonderwerpen met tussenkopjes
Minimaal 2 alinea's
Belangrijke informatie in de eerste zin (= kernzin!)
De rest is uitleg of voorbeelden
Slide 7 - Slide
Slot
Samenvatting
Toekomstverwachting
Conclusie
Advies
Het slot moet netjes aansluiten op je
inleiding!
Slide 8 - Slide
Tekstschema
Tip
Gebruik bij je voorbereiding
het tekstschema.
Slide 9 - Slide
Hoe bereid je je voor?
Lees de opdracht goed door.
Bepaal je publiek.
Maak een boodschappenlijstje: nummer de punten.
Wat komt er in je inleiding?
Wat komt er in je middenstuk?
Denk na over de volgorde.
Wat komt er in je slot?
Zoek de antwoorden op in de tekst. Staan de antwoorden er niet in? Bedenk ze dan zelf!
Start nu met het schrijven van je artikel!
Slide 10 - Slide
Klaar? Laatste check!
Controleer de inhoud: heb je alle informatie goed in de tekst staan?
Controleer het taalgebruik: kijk alle woorden en zinnen goed na en verbeter eventuele spelfouten. Gebruik een woordenboek als je niet weet hoe je een woord moet spellen. Let ook op leestekens.
Controleer de conventies (regels): zorg dat de indeling klopt en de tekst er verzorgd uitziet (witregels).