§2.3 - H3A - Duitsland van democratie naar dictatuur


2.3 -  Duitsland van 
democratie naar
dicatuur
1 / 18
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


2.3 -  Duitsland van 
democratie naar
dicatuur

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen welke politieke problemen er ontstonden in Duisland.

  • Je kunt uitleggen welke economische problemen er ontstonden. 

Slide 2 - Slide

Planning
  • Gevolgen van het verdrag van Versailles
  • Bierkellerputsch
  • Vrijkorpsen
  • Bezetting van het Ruhrgebied
  • Dawesplan
  • En Hitler...?
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Slide

Gevolgen van het verdrag van Versailles 

  • Oprichting Republiek van Weimar (Eerste democratie in Duitsland).

  • Door schadevergoeding waren er veel economische problemen in Duitsland. 

  • Duitsland was altijd een keizerrijk geweest en kende geen democratie, daarnaast was dit de regering die de wapenstilstand had getekend...
Leerdoel 1

Slide 4 - Slide

De dolkstootlegende
Leerdoel 1

Slide 5 - Slide

Duitsland na de Eerste Wereldoorlog 
  • De herstelbetalingen zijn niet op te brengen door de regering, en de inflatie is groot.

  • Regering besluit geld bij te drukken: gevolg het wordt nog minder waard. 

  • Verschillende groepen (extreemlinks/extreemrechts) proberen de macht te grijpen (staatsgreep) en er is veel politiek geweld (o.a. moorden op politici).
Leerdoel 2

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video


Bezetting van het Ruhrgebied

  • Omdat Duitsland de herstelbetalingen niet meer kan opbrengen, bezetten Franse troepen het Ruhrgebied om Duitsland te dwingen tot betalen.
  • Dit was toegestaan volgens het Verdrag van Versailles.
  • Franse troepen blijven in het Saargebied tot 1925.


Franse troepen bezetten Essen
Leerdoel 2

Slide 8 - Slide

Leerdoel 2

Slide 9 - Slide


Crisis in de wereld 



  • Door overproductie van fabrieken, veel kopen op afbetaling en brak in 1929 de economische wereldcrisis uit. De beurskrach begon in Amerika. 
  • Banken gingen failliet en de Verenigde Staten stopte haar leningen aan Duitsland...
Leerdoel 2

Slide 10 - Slide

Het vertrouwen in de Weimar Republik nam af, veel Duitsers raakten werkloos. De woede over het Dictaat van Versailles groeide weer.
Wat Duitsland nodig had was een sterke leider. 
Leerdoel 1

Slide 11 - Slide

En Hitler?
  • Die zegt hetzelfde als altijd: het is de schuld van het Verdrag van Versailles, joden, communisten, enz.

  • Hitler had na de mislukte staatsgreep (Bierkellerputsch) besloten om alleen nog via verkiezingen aan de macht te komen...

  • ...en mensen stemmen massaal op hem!

Slide 12 - Slide


Aantekeningen

  • Doordat veel mensen spullen kochten op krediet kwamen de banken in een crisis. De Amerikaanse bankencrisis sloeg over naar Europa. 
  • De onvrede in Duitsland zorgde voor de opkomst van het nationaalsocialisme. Het nationaalsocialisme is antidemocratisch, nationalistisch, totalitair en racistisch. 
  • In Nederland wordt NSB opgericht, maar veel Nederlanders kiezen liever een gematigde partij.  

Slide 13 - Slide

 1. Alle bezit is van de staat;
2. leider heeft alle macht;
3. Er is een totalitaire staat (de staat beheerst de volledige samenleving, bv manier van denken);
4. Alle andere politieke partijen zijn verboden;
5. De bevolking wordt onderdrukt met terreur (bangmakerij met geweld);
6. Opvolger Stalin (vanaf 1922) voert ook een planeconomie in (de overheid bepaalt per 5 jaar wat boerderijen en fabrieken moeten produceren)

Slide 14 - Slide

1. Er is een dictator die bepaalt wat goed is (bv Mussolini in Italie);
2. Fascisme is anti-democratisch en nationalistisch (eigen staat is belangrijkst);  
3. Fascisme gaat uit van ongelijkheid (de hoogontwikkelden moet de laagontwikkelden leiden);
4. Geweld is goed (geen woorden, maar daden), knokploegen (bv 'de zwarthemden' in Italie) bewaken met geweld de rust; 
5. De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.
6. Toepasen van indoctrinatie (het opdringen en inprenten - 
hersenspoeling - van jouw ideeen via media)

Slide 15 - Slide

1. antisemitisch
2. anticommunistisch
3. antidemocratisch 
4. sociaal darwinistische =  superieure en inferieure mensenrassen.  
5. leefruimte (‘Lebensraum’) van de Germaanse volken te klein. Deze ruimte moet dus uitgebreid worden. 
6. totalitair regime
7. nationalistisch

Slide 16 - Slide

Zelfstandig werken
  • We lezen paragraaf 2.3.

  • Ga aan de slag met opdracht 1d, 1e en 2. 

  • Ben je klaar? Maak dan opdracht 8 en 9 op pagina 56.  

Slide 17 - Slide

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen welke politieke problemen er ontstonden in Duisland.

  • Je kunt uitleggen welke economische problemen er ontstonden. 

Slide 18 - Slide