This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Startopdracht Neem het schema over in je schrift en vul in.
timer
5:00
Examenvraag 2024
Slide 2 - Slide
Startopdracht Antwoorden
Slide 3 - Slide
Planten
9.1 Bladeren 9.2 Stengels en wortels 9.3 Glucose als grondstof 9.4 Voortplanting 9.5 Bestuiving, bevruchting en verspreiding 9.6 Ontkieming, groei en ontwikkeling
Slide 4 - Slide
Leerdoelen 9.5
Je kunt omschrijven wat bestuiving is en je kunt kenmerken van insectenbloemen en windbloemen noemen.
Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt en welke veranderingen er na bevruchting in het vruchtbeginsel plaatsvinden.
Je kunt uit afbeeldingen van delen van planten afleiden hoe zaden worden verspreid.
Slide 5 - Slide
Bestuiven en bevruchten
Bestuiven = stuifmeel komt (door insect of wind) op de stempel
De stuifmeelkorrel vormt een buis door de stijl naar beneden, richting de vruchtbeginsels (met daarin de eicellen).
Bevruchten = kern van stuifmeelkorrel en eicel smelten samen --> bevruchte eicel
Slide 6 - Slide
Insectenbloemen: bestuiving door insecten
Insect verzamelt nectar.
Stuifmeel plakt aan insect, en plakt aan de stempel bij dezelfde/ andere bloem.
Slide 7 - Slide
Windbloemen
De wind neemt het stuifmeel mee.
Komt op de stempels van andere bloemen.
Slide 8 - Slide
Kenmerken insectenbloem en windbloem
Slide 9 - Slide
Hoe ontstaan zaden en vruchten?
Na de bevruchting begint alles te groeien:
1. het vruchtbeginsel van de stamper groeit uit tot een vrucht
2. binnenin het vruchtbeginsel groeien alle zaadbeginsels waarbij de eicel is bevrucht uit tot een zaadje
Slide 10 - Slide
Vruchten
De kroonbladeren verschrompelen en vallen af.
De kelkbladeren blijven soms nog zitten (onderkant appel).
Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht (soms met veel vruchtvlees) met binnenin de zaadjes.
Slide 11 - Slide
Uit vruchtbeginsels ontstaan vruchten
Na de bevruchting:
1. Bloemen verschrompelen
2. Zaadbeginsels wordt zaad
3. Vruchtbeginsel wordt vrucht
Slide 12 - Slide
Zaden
- Kiem (mini blaadje en mini worteltje)
- Zaadlobben met reservevoedsel
Stop je een zaadje in de grond, dan wordt de kiem een nieuw plantje (gebruikt eerst het reservevoedsel uit de zaadlobben)
Slide 13 - Slide
In de bloem:
Zaadbeginsels worden zaden
Na de bevruchting gaan de zaadbeginsels en het vruchtbeginsel groeien. De zaadbeginsels ontwikkelen zich tot zaden met in elk zaad een bevruchte eicel.
Als een eicel in een zaadbeginsel niet bevrucht is, verschrompelt dat zaadbeginsel.
De zaden van peulvruchten noem je bonen.
1. Verschrompeld zaadbeginsel: Dit zaadbeginsel is niet bevrucht.
2. Een minder goed ontwikkelt zaad (het kleinere boontje)
1
Restant bloemkelk met bloemsteel
2
Restant van de stijl
3
Slide 14 - Slide
Verspreiding van de zaden (in de vruchten)
De zaadjes (in de vruchten) moeten verspreid worden zodat ze op een geschikte plek kunnen ontkiemen.
1. verspreiding door dieren
- vruchten eten en zaadjes poepen
- vruchten met weerhaakjes die in vacht kleven
2. verspreiding door plant zelf
3. verspreiding door de wind
Slide 15 - Slide
Vruchten
De kroonbladeren verschrompelen en vallen af.
De kelkbladeren blijven soms nog zitten (onderkant appel).
Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht (soms met veel vruchtvlees) met binnenin de zaadjes.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem
Slide 18 - Quiz
Is dit een windbloem?
A
ja
B
nee
Slide 19 - Quiz
Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem
Slide 20 - Quiz
Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem
Slide 21 - Quiz
Op de afbeelding zie je een windbloem. Hebben windbloemen nectar?
A
Ja
B
Nee
Slide 22 - Quiz
Kijk naar de afbeelding hiernaast. Is hier spraken van bestuiving of bevruchting?
Slide 23 - Open question
Heeft er in de afbeelding wel of geen bestuiving plaatsgevonden? Leg uit waarom
Slide 24 - Open question
In welk deel van de bloem ontstaan de stuifmeelkorrels?
A
In de helmknop
B
In de stempel
C
In het vruchtbeginsel
D
In het zaadbeginsel
Slide 25 - Quiz
Examenvraag: De bloemen van een koffieplant hebben opvallende, witgekleurde kroonbladeren. Diep in de bloem zitten nectarklieren. Elke bloem bevat mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen. Na de bevruchting ontstaan er vruchten met elk twee zaden die na acht maanden rijp zijn. In die acht maanden verkleuren de vruchten van groen naar rood. In de bovenstaande tekst staan een aantal kenmerken van de koffieplant. Twee van deze kenmerken wijzen erop dat de koffieplant wordt bestoven door insecten. --> Schrijf deze twee kenmerken op.
Slide 26 - Open question
Examenvraag. Het stuifmeel van een insectenbestuiver is verschillend van het stuifmeel van een windbestuiver. --> Benoem een eigenschap van het stuifmeel van een windbestuiver.
Slide 27 - Open question
Huiswerk
Lezen: 9.5
Maken: opdracht 1 t/m 3 en 6, 7 + lijst met dikgedrukte woorden