This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
8.5 Bestuiving, bevruchting en verspreiding
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
8.5.1 Je kunt omschrijven wat bestuiving is en je kunt kenmerken van insectenbloemen en windbloemen noemen.
8.5.2 Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt en welke veranderingen er na bevruchting in het vruchtbeginsel plaatsvinden.
8.5.3 Je kunt uit afbeeldingen van (delen van) planten afleiden hoe de zaden worden verspreid.
Slide 2 - Slide
Wat is Bestuiving:
Het overbrengen van stuifmeel van een meeldraad op de stempel van een stamper.
Het is alleen bestuiving als het
stuifmeel op de stempel van een stamper terecht komt van
dezelfde soort plant.
Slide 3 - Slide
Wel bestuiving
Geen bestuiving
Slide 4 - Slide
Bestuiving
Zelfbestuiving: bestuiving van dezelfde bloem, of een andere bloem op dezelfde plant
Kruisbestuiving: bestuiving van een bloem op een andere plant (zelfde soort)
Stuifmeelkorrels komen op de stempel
Slide 5 - Slide
Insectenbloem
Windbloem
Slide 6 - Slide
grote bloemen
• opvallend gekleurde kroonbladeren
• hebben een geur
• maken nectar
• de meeldraden zitten in de bloem
• de stempels zijn klein
• maken weinig stuifmeel
• kleine bloemen
• groene bloemen
• hebben geen geur
• maken geen nectar
• de meeldraden hangen buiten de bloem
• de stempels zijn groot
• maken veel stuifmeel
Kenmerken van insectenbloemen Kenmerken van windbloemen
Slide 7 - Slide
Insecten
Bloemen lokken insecten met opvallend gekleurde bloemen en met nectar. Insecten zoeken nectar in de bloemen. Als een insect op de bloem zit, dan plakken er stuifmeelkorrels aan zijn poten en aan zijn lichaam.
Insecten vliegen van bloem naar bloem. Zo brengen ze de stuifmeelkorrels van de ene bloem naar de andere bloem.
Slide 8 - Slide
Nectar
Veel bloemen maken nectar. Nectar is een zoet sap. Met de zoete nectar lokt de bloem insecten. Bijen verzamelen nectar en maken er honing van. Veel mensen vinden honing lekker.
Slide 9 - Slide
Bestuiving is het overbrengen van stuifmeel van een meeldraad op de stempel van een stamper.
Het is alleen bestuiving als het stuifmeel op de stempel van een stamper terecht komt van dezelfde soort plant.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Bevruchting
Stuifmeelkorrel op stamper vormt stuifmeelbuis
Eicel in zaadbeginsel
stuifmeelbuis groeit door de stijl naar één zaadbeginsel (in het vruchtbeginsel)
Als de buis bij het zaadbeginsel is barst de top van de stuifmeelbuis open
Kern van stuifmeelkorrel versmelt zich met de kern van de eicel: dat is de bevruchting
Slide 12 - Slide
Insectenbloem: opvallend, kleuren, geuren, nectar
Windbloem: klein, onopvallend, groen of bruin. Veel gladde en lichte stuifmeelkorrels
Slide 13 - Slide
Na de bevruchting
Zaad- en vruchtbeginsel groeien
Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad
Uit de bevruchte eicel ontstaat een kiem
Elke zaad heeft één kiem
Kroonbladeren + meeldraden vallen af
Vruchtbeginsel wordt langer en dikker en groeit uit
tot een vrucht. Daarin zitten de zaden.
Bloemkelk en stijl verschrompelen.
Boon rijp? zaadhuid wordt donkerder
Vrucht breekt open en zaden komen vrij.
Slide 14 - Slide
Sommige vruchten bevatten vruchtvlees: het zachte, soms eetbare gedeelte van de vrucht. Vruchtvlees kan ontstaan uit het vruchtbeginsel of uit de bloembodem. In afbeelding 3 zie je de ontwikkeling van bloem tot vrucht bij een appel.
Slide 15 - Slide
Appels, kersen, tomaten en peulen zijn vruchten. Bonen, erwten en de pitten in appels, kersen en tomaten zijn zaden. In sommige vruchten zit maar één zaad, in andere vruchten zitten meerdere zaden. Een meloen kan meer dan honderd zaden bevatten. Voor elk van deze zaden is de kern van de eicel in een zaadbeginsel versmolten met de kern van een stuifmeelkorrel.
Slide 16 - Slide
Door de plant zelf:
Verspreiding van vruchten en zaden
Slide 17 - Slide
Door wind
Slide 18 - Slide
Door dieren
Slide 19 - Slide
Door poep
Slide 20 - Slide
Aan het werk! Biologie
Wat? 8.5 Voortplanting- opdrachten 1 t/m 12
Klaar? Begin met je samenvatting!
timer
1:00
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
wind
dieren
plant zelf
Slide 23 - Drag question
Hoeveel eicellen zijn bevrucht als er honderd zaden ontstaan?
A
50
B
1
C
200
D
100
Slide 24 - Quiz
Hoeveel stuifmeelbuizen zijn minstens gegroeid door deze stijl als er honderd zaden ontstaan?
A
200
B
100
C
1
D
50
Slide 25 - Quiz
Een passievrucht is ontstaan uit een passiebloem. In deze passievrucht zitten honderd zaden. Hoeveel stuifmeelkorrels zijn nodig geweest om honderd zaden te laten ontstaan?
A
1
B
50
C
100
D
200
Slide 26 - Quiz
Groeien uit tot een vrucht
Groeien uit tot een zaad
Vallen af
Verschrompelen
Kroonbladeren
Meeldraden
Bloemkelk
Vruchtbeginsel
Zaadbeginsel met bevruchte eicel
Slide 27 - Drag question
Wat gebeurd er na bevruchting met de bloemkelk?
A
Groeit uit tot vrucht
B
Groeit uit tot bloem
C
Verschrompelt
D
blijft gewoon een bloemkelk
Slide 28 - Quiz
Kijk goed! Heeft hier bestuiving plaatsgevonden? Heeft hier bevruchting plaatsgevonden?
A
wel bestuiving, geen bevruchting
B
zowel bestuiving als bevruchting
C
geen bestuiving, wel bevruchting
D
geen bestuiving, geen bevruchting
Slide 29 - Quiz
Hoeveel zaadbeginsels zie je hier?
A
1
B
2
C
5
D
10
Slide 30 - Quiz
In welk onderdeel van een bloem vindt bevruchting plaats?
A
Helmknop
B
Stempel
C
Stijl
D
Vruchtbeginsel
Slide 31 - Quiz
Wat is de juiste volgorde?
Eerst moet de stuimeelkorrel op de stempel komen.
Daarna groeit deze naar beneden.
Als hij bij het zaadbeginsel is aangekomen kan hij de eicel bevruchten