Nieuwsbegrip Woordenschat A week 21

Woordenschat A - Week 21
EK voetbal bijna van start 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Woordenschat A - Week 21
EK voetbal bijna van start 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Script
Ik ga komend weekend kamperen. En ik ga niet alleen, maar ik neem mijn nichtjes en neefjes mee. Dus ik moet alles goed organiseren. Organiseren betekent dingen regelen zodat iets kan gebeuren. Ik moet de reis naar de camping organiseren, ik moet het verblijf op de camping organiseren, en ook het eten en wat leuke activiteiten. Je ziet wel, ik moet erg veel organiseren voordat we op pad kunnen! Omdat we met de trein gaan, kunnen we niet zomaar van alles meenemen. We moeten alles zelf kunnen dragen. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Script
Dus ik moet goed selecteren wat we meenemen. Selecteren betekent uitkiezen. We nemen alleen spullen mee die goed van pas komen op de camping. Goed van pas komen betekent goed te gebruiken zijn, nuttig zijn. Eerst selecteer ik wat we meenemen voor de reis. Een OV-chipkaart komt zéker goed van pas. Daarna selecteer ik wat we meenemen om te kunnen kamperen. Natuurlijk denk ik meteen aan een tent, maar ook luchtbedden komen goed van pas. Een koelkast is wel fijn, maar die selecteer ik niet. Zie je ons al sjouwen! 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Script
En nette kleren zouden wel in de tas passen, maar die komen niet goed van pas op een camping. Ik selecteer het eten dat we meenemen, bijvoorbeeld pasta en pindakaas. En ik pak viltstiften en een spelletje in. Spelletjes komen zeker goed van pas! Ik vind het leuk om ons weekend te organiseren, maar er is één ding wat ik jammer genoeg niet kan selecteren… : lekker weer! Lekker weer komt altijd goed van pas!

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

de aanvoerder
de leider
de sporters
van een groep

Slide 5 - Slide

Zet het woord de aanvoerder in het midden van het driehoekje. Leg het woord uit met behulp van de drie woorden of zinnetjes: de leider, van een groep en de sporters. Deze noteert u elk bij een punt van de driehoek.
de reden

Slide 6 - Slide

Zet het woord de reden in het midden van het woordenweb. Vertel de leerlingen dat je in een zin of tekst woorden tegen kunt komen die je zeggen: let op! hier wordt de reden van iets verteld. Bedenk samen met de leerlingen welke signaalwoorden in dit signaalwoordenweb passen. Bijvoorbeeld: want, namelijk, daarom of om die reden. Stimuleer de leerlingen om elk woord in een zin te gebruiken. Bijvoorbeeld: Ik wil wel wat water drinken, want het is erg warm vandaag. 
goed van pas komen 

Slide 7 - Slide

 Zet in de spiegel het woord ‘goed van pas komen’. Welke woorden zie je dan in de spiegel terug? (handig zijn, het is nuttig, bruikbaar, geschikt zijn)
De blessure

Slide 8 - Slide

De voetballer ligt op het veld, want hij heeft een blessure. Een blessure is een zere plek of wond die je bij het sporten hebt opgelopen. Door de blessure kan de sporter (de voetballer) waarschijnlijk niet meer verder sporten (voetballen). 
De spaaractie 

Slide 9 - Slide

Een spaaractie is wat een winkel doet om mensen iets te laten verzamelen. De Vitamine's en de Ruimtekaartjes van Andre Kuijpers zijn voorbeelden van een spaaractie. Je kunt deze sparen bij een winkel. 
de poule

Slide 10 - Slide

Een poule is een groep deelnemers die deelnemen aan een wedstrijd.  De groep hardlopers nemen deel aan een hardloopwedstrijd. Het Nederlandse dames hockeyteam neemt deel aan een wedstrijd. De groep hardlopers en het Nederlandse dames hockeyteam zijn voorbeelden van een groep deelnemers die deelnemen aan een wedstrijd. 
zich plaatsen voor

Slide 11 - Slide

Zich plaatsen voor betekent een plek verdienen. Het Nederlands elftal plaatst zich voor het EK voetbal. De vrouw plaatst zich voor een baan als manager. 
organiseren

Slide 12 - Slide

Organiseren betekent dingen regelen zodat iets kan gebeuren. De man doet boodschappen, zodat hij kan koken. De moeders regelen dat de leerlingen de bus ingaan, zodat de leerlingen mee kunnen op schoolreisje. 
Andere tekstsoort 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

In dit filmpje wordt de inleiding van de Andere tekstsoort hardop denkend voorgedaan. Na het filmpje kunnen de leerlingen de rest van de tekst lezen en de opdrachten op de computer doen. 

De twee vragen op de volgende dia's zijn voor na de les, zodat er gecontroleerd kan worden of de leerlingen het lesdoel
Wat is geen voorbeeld van een informatieve tekst?
A
Liedje
B
Schoolboektekst
C
Nieuwsbericht

Slide 15 - Quiz

Deze vragen kunnen gesteld worden als afsluiting van de les om te controleren of de leerlingen het lesdoel hebben behaald. 
Bij een informatieve tekst kunnen plaatjes of foto's staan
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions